Kringlooplandbouw: doel of middel?
In september 2018 heeft minister Schouten de visie: ‘Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden’ uitgebracht, waarin zij kringlooplandbouw naar voren schuift als de gewenste richting voor de landbouw. Deze kringlooplandbouw-visie is breed overgenomen, maar het is niet duidelijk wat er precies mee wordt bedoeld.
Kringlooplandbouw wordt in het algemeen omschreven als landbouw met minimale input van externe middelen als kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, met hergebruik van reststoffen en met regionale afzet. We zien dat dit zaken zijn die de duurzaamheid van de landbouw bevorderen. Maar wat gebeurt er nu: alles wat de duurzaamheid bevordert wordt ineens onder de noemer kringlooplandbouw geschaard. En ten tweede: het streven naar kringlooplandbouw wordt sturend, terwijl het in sommige gevallen aantoonbaar minder duurzaam is. Is kringlooplandbouw nu een doel op zich of een van de manieren om de duurzaamheid van de landbouw te bevorderen?
Kringlooplandbouw als containerbegrip
Recent heeft de WUR een enquête rondgestuurd onder boeren over kringlooplandbouw. De NAV heeft klachten ontvangen van leden over deze enquête en is met de WUR in gesprek gegaan. De vragen waren sturend en soms ook feitelijk onjuist. Zo werd er gevraagd ‘wat doet u al aan kringlooplandbouw?’ met daarbij voorbeelden die niks met kringlooplandbouw te maken hebben, maar bijvoorbeeld met biodiversiteitsherstel. ‘Duurzaamheid’ wordt zo synoniem verklaard met ‘kringlooplandbouw’. Verder kijken bij de WUR bevestigt dit beeld: de website www.kringlooplandbouw.wur.nl schaart ook alles onder de noemer kringlooplandbouw, zoals bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer en maatregelen voor biodiversiteitsherstel. Een beetje dezelfde misvatting als ‘alle koeien zijn dieren dus alle dieren zijn koeien’. Maar is dit nou erg, deze spraakverwarring? Ja, want zo wordt kringlooplandbouw een doel en niet een van de manieren om te verduurzamen. Dit is ook precies waarom de NAV in haar toekomstvisie niet heeft toegerekend naar kringlooplandbouw, maar een inventarisatie heeft gemaakt van maatregelen die bijdragen aan de verduurzaming van de akkerbouw.
Kringloop als doel
Nu kringlooplandbouw door met name de Rijksoverheid en de politiek tot doel is gemaakt, dreigen maatregelen daarmee te worden ‘goedgepraat’. We geven een voorbeeld: in de Agenda Waddengebied 2050 wordt gesteld dat de pootaardappelteelt in de noordelijke kleischil weliswaar belangrijk is voor de akkerbouw, maar dat men sowieso toch al moet omschakelen naar regionale afzet omdat dat beter past in de visie van kringlooplandbouw. Met andere woorden: ook zonder de Waddenagenda zou men toch moeten omschakelen, want dat is nu eenmaal de nieuwe richting. Regionale afzet van de succesvolle pootgoedteelt is onzin omdat in veel klimaatzones geen gezond uitgangsmateriaal geteeld kan worden, terwijl daar wel (eet)aardappelen geteeld kunnen worden die een belangrijke rol in de voedselvoorziening spelen. Dit wordt over het hoofd gezien of wellicht moedwillig genegeerd. Een tweede voorbeeld: in de contouren van het nieuwe mestbeleid staat dat mest alleen regionaal zal kunnen worden afgezet. Daarbij werd door ambtenaren van het Ministerie van LNV in eerste instantie een grens van 20 km genoemd. Inmiddels spreekt men van ‘in het begin rond de 100 km maar deze afstand zal geleidelijk kleiner worden’. Maar dat is natuurlijk helemaal niet duurzaam: het betekent ofwel dat varkenshouders zich moeten gaan vestigen in de akkerbouwgebieden in bijvoorbeeld Noordoost-Groningen of Zeeland ofwel dat de akkerbouwers daar geen onbewerkte mest meer kunnen gebruiken.
In bovenstaande gevallen wordt de regionale afzet, als verlengde van de kringlooplandbouw, een keurslijf wat de verduurzaming juist tegenwerkt. Immers, als de varkenshouders blijven zitten waar ze zitten moet volgens het nieuwe mestbeleid alle mest van hun bedrijven worden verwerkt in nieuw te bouwen installaties, wat op zich helemaal niet duurzaam is. En dit terwijl akkerbouwers juist behoefte hebben aan meer ruimte om onbewerkte mest te plaatsen.
Export
In het verlengde van dit alles speelt zich nog een discussie af: moet Nederland wel agrarische producten willen exporteren? De NAV is van mening dat export prima is naar gebieden waar het betreffende product niet kan worden geteeld of buiten het seizoen is, met uitzondering van zaai- en pootgoed waar wij wereldwijde afzet voorstaan. Maar dit strookt niet met de insteek die velen (niet iedereen gelukkig!) kiezen als verlenging van kringlooplandbouw: alleen produceren voor eigen markt. Nu kan men twisten over het begrip ‘eigen markt’ (driekwart gaat naar de ons omringende landen), maar los daarvan: hoe duurzaam is het als wij in Nederland alleen voor de eigen markt gaan produceren en er dus veel productie wordt verplaatst naar landen waar minder duurzaam wordt gewerkt en de eisen minder hoog zijn? Dan heeft men het Nederlandse straatje keurig schoongeveegd, maar mondiaal gezien is dat geen verbetering. Om nog maar niet te spreken over de mogelijke geopolitieke gevolgen. Recent werd ook weer door Rob van Wijk van Instituut Clingendael geschetst dat juist de grootschalige voedselproductie een instrument is om invloed uit te kunnen oefenen op het buitenlands beleid van China (Telegraaf, 24 nov. 2020). En zou men dan niet consequent moeten zijn en ook geen import meer moeten wensen? De NAV vindt dat producten het beste daar geteeld kunnen worden waar bodem en klimaat het meest gunstig zijn. Dus aardappelen in NW-Europa en sinaasappelen in Spanje.
Verduurzaming
De NAV onderschrijft dat met de kennis van nu, de landbouw een verduurzamingsslag zal moeten ondergaan. Maar wij bestrijden dat alles in het keurslijf van de kringlooplandbouw moet passen. Als we de afmetingen van ‘de kring’ wat pragmatischer benaderen lossen we al veel knelpunten op, maar er zijn ook andere manieren om te verduurzamen: natuurinclusieve landbouw, biodiversiteitsherstel, extensivering, andere teeltmethoden, meer eiwitgewassen, functionele agrobiodiversiteit, agrarisch natuurbeheer en wellicht ook strokenteelt. Dit past lang niet allemaal in de definitie van kringlooplandbouw terwijl het in onze ogen wel goede ontwikkelingen zijn of kunnen worden.
De NAV vindt dat kringlooplandbouw in principe wel richting kan geven aan de ontwikkeling van de landbouw, maar dan moet men daar vooral niet alles onderschuiven en moet men ook niet al te star er aan vasthouden dat alles kringlooplandbouw moet worden. Zeker niet als het aantoonbaar niet bijdraagt aan de verduurzaming van de landbouw. Dit alles nog los van het feit dat er (nog) geen verdienmodel voor is.