Eind december 2021 heeft het Ministerie van LNV het Concept Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het nieuwe GLB opgestuurd naar Brussel. We hebben u al meerdere malen bericht dat wij ernstige bezwaren hebben tegen de plannen, omdat de akkerbouw de rekening betaalt. De afgelopen maand is er een Strategische Milieu-effect rapportage (Mer) verschenen, uitgevoerd door Witteveen & Bos en het Louis Bolk Instituut. Een tendentieus rapport, maar als je het goed leest komen precies de zwaktes van de huidige NSP-plannen er in naar voren.

Opzet Milieueffect rapportage (Mer)

De Mer borduurt voort op de scenariostudies die zijn uitgevoerd door de WUR. Daar had de NAV al grote bezwaren tegen, omdat WUR tot de conclusie kwam dat er een grote overheveling van pijler 1 naar pijler 2 nodig is om aan de klimaat- en milieudoelen te voldoen. Dit is overgenomen door zowel de Tweede Kamer als het ministerie, met als gevolg dat een groot deel van wat eerst beschikbaar was voor de directe bedrijfstoeslagen in pijler 1, nu alleen beschikbaar komt voor compensatie van veehouders voor peilverhoging in veenweidegebieden en voor stikstofbufferzones rondom stikstofgevoelige Natura2000 gebieden. Herhaaldelijk hebben wij er op gewezen dat de toch al lage akkerbouwinkomens er sterk op achteruit zullen gaan ten gunste van de melkveehouders in de veenweidegebieden en bij Natura2000 gebieden.

De Mer heeft twee scenario’s vergeleken: Mer-A en Mer-B. Mer-A heeft 15% overheveling van pijler 1 naar pijler 2. Het overgehevelde geld gaat grotendeels naar Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) en naar niet-productieve investeringen. De eisen (conditionaliteit) in pijler 1 zijn minder zwaar dan in Mer-B. Mer-B heeft 30% overheveling naar pijler 2 en dat geld komt praktisch geheel ten goede aan compensatie voor peilverhoging in veenweidegebieden en voor bufferzones rondom Natura2000 gebieden. (Overigens is het vreemd dat men ineens niet meer uitgaat van stikstofbufferzones en stikstofgevoelige Natura2000 gebieden, maar van een zone rondom alle Natura2000 gebieden.) Mer-B gaat uit van strengere conditionaliteit in pijler 1 zoals ruimere teeltvrije zones en verplichte weerbare teelt. Mer-B komt dichtbij wat in het Concept NSP staat. Bij de evaluatie is er van uitgegaan dat net zoveel boeren als in het huidige GLB blijven meedoen.

Uitkomsten Mer

Het effect van Mer-A en Mer-B is vergeleken voor 10 onderwerpen: klimaat, bodemkwaliteit, biodiversiteit, gesloten kringlopen, waterkwaliteit, waterkwantiteit, landschapskwaliteit, maatschappelijke aspecten van voedsel, dierenwelzijn en regionale economie. We vatten de resultaten kort samen. Voor klimaat scoort Mer-B beter vanwege de peilverhoging in veenweidegebieden. Voor bodemkwaliteit is het onduidelijk: als in het 7e AP 1 op 4 rustgewas verplicht wordt, is er geen verschil tussen A en B en kan A zelfs beter uitpakken omdat er meer geld is voor de ecoregelingen. Voor biodiversiteit geldt dat Mer-A de biodiversiteit in het hele land meer verbetert en Mer-B vooral de zeldzame soorten in Natura2000 gebieden steunt. Voor sluiten van kringlopen is Mer-A gunstiger. Voor waterkwaliteit is Mer-B beter door bredere teeltvrije zones en de bufferzones rondom Natura2000 gebieden, maar voor dat laatste moet eerst nog wel een besluit worden genomen. Overigens zijn de resistente rassen die minder water en nutriënten nodig hebben (Mer-B) ook niet binnen afzienbare tijd voorhanden, dus dat effect valt ook weg. Wanneer men alleen binnen het GLB kijkt is Mer-A gunstiger voor waterkwaliteit. Voor waterkwantiteit gelden dezelfde kanttekeningen: nieuwe rassen zijn niet zomaar beschikbaar en peilverhoging en bufferzones moeten buiten het GLB besloten worden, maar in dat geval is Mer-B gunstiger, anders Mer-A. Landschapskwaliteit geeft een verrassende uitkomst: de voorgestelde peilverhoging in veenweidegebieden verslechtert de landschapskwaliteit (Mer-B), terwijl meer geld voor ANLb in Mer-A deze juist verbetert. Wat betreft voedsel wordt duidelijk dat Mer-B een nadelig effect heeft op de voedselvoorziening, maar het rapport vergoelijkt dit door te zeggen dat biologische teelt een grote vlucht zal nemen en dat dat de voedselkwaliteit zal verbeteren. Wat betreft dierenwelzijn is er geen verschil. De regionale economie gaat er op achteruit vanwege inkomensverlies bij boeren, vooral bij akkerbouwers in Mer-B. Men vreest ook dat veel boeren zullen afhaken.

Reactie NAV

Een aantal zaken valt ons op in het rapport. Op meerdere plaatsen staan gunstige uitkomsten voor Mer-B, maar deze zullen alleen optreden ná een Rijksbesluit tot peilverhoging in veenweidegebieden en bufferzones rondom Natura2000 gebieden en nadat resistente rassen die toekunnen met minder water en nutriënten op de markt komen. Dat gaat dus waarschijnlijk niet gebeuren voor 2027, waarmee de gunstige effecten vervallen. Waar Mer-A er beter uit komt, zwakt men dit af door te stellen dat het komt door de ecoregeling maar dat boeren ook voor andere zaken in de ecoregeling kunnen kiezen. Klopt, maar dan gaat het effect bij andere factoren natuurlijk juist omhoog!

Opvallend is ook dat het rapport er voor pleit om boeren in veenweidegebieden ook een hogere basispremie in pijler 1 te geven, omdat ze in een moeilijk gebied zitten. Deze boeren zouden dus op drie manieren worden beloond: hogere basispremie, vergoeding vanuit het Veenweideprogramma én compensatie uit pijler 2-gelden. Natuurlijk heeft de NAV gevraagd of dat wel kan, drie keer vergoed worden voor hetzelfde. Het ministerie blijft het antwoord voorlopig schuldig…

Conclusie

Onze bewaren tegen de plannen in het NSP worden eigenlijk bevestigd door deze Mer, hoewel de auteurs hun best doen Mer-B er beter af te laten komen. Bij Mer-B, wat praktisch hetzelfde is als het NSP, wordt voedselproductie minder, boeren haken af en de gunstige effecten van de gekozen weg gelden alleen wanneer er binnen de GLB-periode een aantal Rijksbesluiten worden genomen (peilverhoging, bufferzones) en nieuwe rassen op de markt komen. De keuze die gemaakt is in het NSP leidt volgens deze Mer ook alleen tot versterking van zeldzame soorten in natuurgebieden, terwijl meer inzet op ecoregeling en ANLb de biodiversiteit in het hele land zou verbeteren. Het bevreemdt ons daarom zeer, dat deze Mer niet afgewacht is voordat het Concept NSP werd verstuurd naar Brussel. Uiteraard hebben wij onze bezwaren tegen zowel NSP als de Mer in een zienswijze ingebracht. Ook in de maatschappelijke begeleidingsgroep is dit besproken evenals in een overleg tussen ministerie, LTO Akkerbouw en NAV. We hopen met dit alles de plannen nog bij te kunnen stellen en werken ondertussen door aan een markt- en prijsbeleid waardoor we het hele GLB niet meer nodig hebben. Wordt vervolgd!

Onze hele zienswijze leest u hier: 2022-01-31 NAV zienswijze op concept NSP en strategische Mer