Waterkwaliteit en mestbeleid
Er is recent een stroom aan rapporten en evaluaties gepubliceerd over mestbeleid en waterkwaliteit. De algemene media brengen het alsof de waterkwaliteit enorm zorgwekkend is. Als je de rapporten zorgvuldig leest ontstaat een ander beeld.
Evaluatie mestbeleid
Als eerste verscheen begin november de Evaluatie Mestbeleid. De Kamerbrief werd begeleid door maar liefst vijf rapporten. We vatten het zo goed mogelijk voor u samen.
Ten eerste zien we dat de akkerbouw in de meeste regio’s op koers ligt om de gestelde waterkwaliteitsdoelen te halen. Uitzonderingen zijn zuidelijk zand en löss. De invloed van droge of natte jaren zal nooit geheel te voorkomen of te compenseren zijn. We zien ook dat akkerbouwers niet geloven dat het mestbeleid goed is voor de bodemvruchtbaarheid, de gewasopbrengsten of zelfs de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Toch probeert men zich aan de mestwetgeving te houden, maar maatregelen zijn soms moeilijk inpasbaar in het bedrijf. Ook wordt gesignaleerd dat milieudoelen soms tegenstrijdig zijn.
De Commissie Deskundigen Mest (CDM) pleit voor meer integraal beleid, omdat momenteel het mestbeleid zorgt voor afwenteling (negatief effect) op andere doelen. Ook pleit men voor meer regionaal i.p.v. landelijk beleid en voor een overgang naar doelsturing.
Minister Wiersma geeft in haar begeleidende Kamerbrief aan, dat zij voor het 8e Actieprogramma denkt aan gebiedsgerichte versus generieke aanpak, de mogelijkheid voor doelsturing en het meenemen van de economische effecten en inpasbaarheid van maatregelen in de bedrijfspraktijk.
Nitraatrapportage
Eens in de vier jaar wordt door vier instituten de hoeveel nitraat in het grond- en oppervlaktewater gerapporteerd aan de Europese Commissie, de zogenaamde Nitraatrapportage. Deze is in november ook weer verschenen. Hieruit blijkt dat in het ondiepe grondwater (tot 15 m) alleen onder zandgronden en dan vooral in het zuidelijk zandgebied de norm van 50 mg/l wordt overschreden. In het middeldiepe (15-30 m) en diepe (>30 m) grondwater zitten alle zandgronden onder de norm.
In het oppervlaktewater werd de norm in de periode 2020-2023 in 1,5% van de meetlocaties in KRW-wateren overschreden en in 2,4 % van de landbouw specifieke wateren. In deze periode waren de wintergemiddelden iets hoger, waarschijnlijk door de droge zomers voorafgaand aan deze periode. In droge zomers groeien de gewassen minder goed en blijft er meer stikstof achter in de bodem die vervolgens uitspoelt in de winter.
Er wordt ook gekeken naar de biologische toestand van het water. Water is eutroof als er teveel algen en fytoplankton e.d. in zitten. Het percentage eutrofe wateren is afgenomen ten opzichte van de vorige rapportageperiode. In 67% van de eutrofe wateren zijn de N- en/of P-gehaltes goed.
De resultaten geven een beeld van langzame verbetering. De doelen worden nog niet overal gehaald, met name op zuidelijk zand. In de overige gebieden blijft men veelal onder de norm.
Conclusie NAV
De NAV is het eens met de genoemde gebiedsgerichte en integrale aanpak. Wij pleiten al langer voor meer integraal beleid. Het is ook niet meer dan logisch om maatregelen alleen op te leggen waar dat nodig is en niet standaard in het hele land. Overgang naar doelsturing zal het in onze ogen makkelijker maken om aan de milieudoelen te voldoen en zal tevens een positievere houding bij boeren geven. Wij pleiten er voor om zo snel mogelijk met pilots voor doelsturing te starten. Voor het 8e Actieprogramma werkt de NAV mee aan een overgang naar doelsturing binnen het daarvoor gevormde consortium. Dat zou wat ons betreft moeten betekenen dat als het water op een bedrijf onder de norm is, de wettelijke beperkingen worden opgeheven of op zijn minst bijgesteld.
Belangrijk blijft bij dit alles wel, dat we onze gewassen en bodems van voldoende voedingsstoffen kunnen blijven voorzien. Immers, een onder bemest gewas geeft weer allerlei andere problemen en dat moet niet de prijs zijn van mestbeleid gericht op waterkwaliteit.