De boeren hebben er lang, veel te lang, op moeten wachten, maar eindelijk begint er wat meer duidelijkheid te komen over de regels van het nieuwe GLB en het 7e Actieprogramma Nitraat die al over 2 maanden van kracht worden. Nog nooit hebben wij zo’n langzaam en chaotisch proces van nieuwe regelgeving meegemaakt. Reden voor de NAV om te pleiten voor een overgangsjaar. De nieuwe minister heeft inmiddels van 2023 een ‘leerjaar’ gemaakt en komt nog met uitleg wat hij daaronder verstaat. De NAV heeft samen met LTO bestuurlijk overleg met het ministerie aangevraagd vóórdat de Kamerbrief met uitleg de deur uit gaat zodat wij kunnen bijdragen aan een zo werkbaar mogelijke invulling.

In dit artikel geven we u een beschrijving van de stand van zaken per eind oktober 2022, mét de waarschuwing dat de regels nog niet zijn gepubliceerd en er nog zaken kunnen veranderen!

Het nieuwe GLB

Op 30 september 2022 heeft het Ministerie van LNV het definitieve Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB ingediend in Brussel. Deze definitieve versie is een aanpassing van de conceptversie van juni 2022. De Europese Commissie had honderden vragen over de conceptversie en ambtenaren van LNV en van de EC hebben samengewerkt aan de definitieve versie. De NAV vindt het op zijn minst vreemd dat in dit proces veel besluiten worden genomen door ambtenaren, zonder dat de Tweede Kamer daar nog inzicht in krijgt. Ook de landbouwsector is niet of nauwelijks geraadpleegd. Resultaat: veel onwerkbare regels of plannen die niet bijdragen aan de te halen doelen. We bespreken de belangrijkste nieuwe regels met u.

In het nieuwe GLB zijn er basisvoorwaarden (conditionaliteiten of GLMC’s), de ecoregeling en het ANLb (agrarisch natuurbeheer). Let op: u hoeft niet aan alle basisvoorwaarden te voldoen om toch mee te kunnen doen aan de ecoregeling en het ANLb, hooguit wordt u gekort op uw toeslag. Voor die korting staat nu 3% genoemd. Sommige GLMC’s gelden altijd omdat deze de wetgeving in het 7e AP volgen.

Er zijn 10 GLMC’s, waarvan de laatste pas op het allerlaatste moment is toegevoegd. GLMC1: behoud blijvend grasland; GLMC2: bescherming veenweiden en wetlands; GLMC3: verbod op verbranden van stoppels; GLMC4: bufferstroken langs waterlopen: (volgt 7eAP) 5m langs ecologisch kwetsbare waterlopen en KRW waterlichamen, 3m overige watervoerende sloten (bij >4% perceel wordt het resp. 3 m en 1 m); GLMC5: erosie tegengaan; GLMC6: minimale bodembedekking; GLMC7: vruchtwisseling bouwland, op zand 1 op 4 rustgewas; GLMC8: min. 4% areaal niet productief (incl. sloten en eiwitgewassen zonder gewasbescherming); GLMC9: blijvend grasland bescherming Natura2000 gebieden en GLMC10: 1 m bufferstrook langs droge sloten.

Voor GLMC7 en GLMC8 geldt in heel Europa een vrijstelling in 2023 vanwege de oorlog in Oekraïne.

Maar u moet wel aan GLMC8 (4% niet-productief) voldoen als u stroken laat meetellen voor de ecoregeling of ANLb. Er is nog meer interactie tussen de GLMC’s, de ecoregeling en het ANLb. Op dit moment is nog niet inzichtelijk wanneer u wel en niet een strook mag laten meetellen voor ANLb. RVO werkt nog aan een duidelijke beschrijving.

GLMC4 en GLMC10: het 7e AP

GLMC 4 en GLMC10 volgen de wetgeving uit het 7e AP en de derogatiebeschikking. Dit houdt in dat u daaraan sowieso moet voldoen. Op het laatste moment zijn de bufferstroken breder geworden vanwege de derogatiebeschikking. Het is natuurlijk heel vreemd dat akkerbouwers bredere zones moeten aanhouden, ook in gebieden waar de waterkwaliteit in orde is, vanwege het einde aan de derogatie voor veehouders. Maar goed, de nieuwe regels worden als volgt:

  1. Bij een ecologisch kwetsbare waterloop of een Kader Richtlijn Water (KRW) sloot: 5 m bufferstrook. Tenzij de bufferstroken dan meer dan 4% van het perceel beslaan, dan gaat het naar 3 m. en als het dan nog meer dan 4% is, naar 1 m;
  2. Andere sloten: 3 m bufferstrook, bij meer dan 4% van het perceel 1 m, als het dan nog meer dan 4% is 0.5 m;
  3. Droge sloten: altijd 1 m. Een droge sloot is een sloot waar normaal geen water staat tussen 1 april en 1 oktober;
  4. Greppels: geen bufferstrook. Een greppel staat in principe altijd droog behalve bij zware neerslag.

Technisch doen zich twee problemen voor: het is nog onduidelijk welke sloten in welke categorie vallen en RVO heeft geen idee waar de droge sloten liggen. Inhoudelijk is het natuurlijk onbegrijpelijk dat je de bufferstroken verkleint als ze een te groot deel van het perceel uitmaken: dat is dan kennelijk toch goed genoeg voor de waterkwaliteit en waarom kan het dan niet overal. De bufferstroken vormen tussen de 60.000 en 80.000 ha productiegrond. In de bufferstroken mag je wel telen, maar geen bemesting en gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Als je hetzelfde gewas teelt in de bufferstroken geeft dat wel een groot risico dat er in de bufferstroken een opbouw van ziekten en plagen plaatsvindt. De bufferstrook mag wel geoogst worden.

GLMC6: minimale bedekking

In GLMC6 wordt zomer- en winterbedekking geregeld. Wat betreft de winter verandert er niets aan de eisen vergeleken met nu. Grasland scheuren mag tot 1 nov. als je daarna bollen teelt en van 1 nov. tot 1 jan. als je een ander volggewas teelt dan gras.

Grotere problemen verwachten wij in de zomerperiode. Op ‘zware’ klei moet 80% van de percelen bedekt zijn gedurende 6 weken tussen 1 aug. en 1 nov. Op ‘overige’ klei moet 80% bedekt zijn gedurende 8 weken tussen 1 aug. en 1 dec. Volgens LNV tellen gewassen, gewasresten, stoppels en mulching mee. De periode hoeft niet aaneengesloten te zijn, dus als je half augustus graan oogst telt dat al voor 2 weken mee. Deze knip tussen zware en overige klei is pas de laatste dagen voor de definitieve indiening opgenomen. Het is nog onduidelijk wat wordt verstaan onder zware klei en wat onder overige klei. De indeling gaat per bedrijf, niet per perceel, en men weet nog niet hoe dat dan moet met bedrijven met verschillende grondsoorten. Het is ook onduidelijk wat nou genoeg bedekking is. Gewasresten van uien zijn tenslotte beduidend minder bedekkend dan bijvoorbeeld graanstoppels. We werken in wekelijks overleg van NAV, LTO en BoerenNatuur met LNV en RVO aan werkbare oplossingen, ondanks onze frustratie over deze regels. Wat hier ook speelt, is dat men van vanggewassen niet weet of deze vanaf inzaai of vanaf opkomst meetellen. En als ze niet kiemen, wat dan? De regel zegt dat je dan uiterste inspanningen moet hebben geleverd, maar de NAV dringt er op aan dat het beregenen van vanggewassen daar niet onder valt bij een neerslagtekort van 200 mm of meer, of in geval van een (regionaal) beregeningsverbod. Dit om te voorkomen dat in tijden van droogte men zich verplicht voelt om de vanggewassen te beregenen.

Overige zaken 7e AP

Er zijn nog een aantal zaken in het 7e AP die aandacht behoeven. Ten eerste: de uitrijperiode van drijfmest begint voortaan op 15 maart in plaats van 15 februari. Er zijn uitzonderingen voor vroege gewassen. Daar is een lijst van. Het is ook mogelijk om uw percelen aan te melden voor vroege bemesting. De NAV heeft in haar zienswijze aangegeven dat wij iedereen dan gaan adviseren om voor de zekerheid alle percelen aan te melden, waardoor de maatregel natuurlijk waardeloos wordt. Er waren 91 zienswijzen op dit punt maar zonder verdere uitleg is besloten niks te veranderen aan de voorgenomen regels.

Ten tweede is ook belangrijk, dat op zand- en lössgronden gewassen voortaan vóór 1 oktober moeten zijn geoogst. Een uitzondering wordt gemaakt voor een lijst van gewassen die nu tot 18 november ter consultatie ligt. Tot onze grote verbazing ontbreekt daarop een aantal belangrijke gewassen als consumptieaardappelen, cichorei en winterveldbonen. Het ministerie heeft de Commissie Deskundigen Mestbeleid om advies gevraagd maar neemt dat advies maar gedeeltelijk over helaas. Hopelijk kan alle onrust in de sector via de Tweede Kamer nog voor bijstelling zorgen. U kunt ook een zienswijze indienen via www.internetconsultatie.nl/lijsten/b1.

Online tool GLB

Er staat op de RVO website al enkele maanden een online tool waarmee u kunt kijken wat op uw bedrijf de beste opties voor de ecoregeling zijn. Doordat de tool absoluut niet compleet is, kloppen de uitkomsten totaal niet. Wat een GLMC is, kunt u tot op heden als ecoregeling mee laten tellen en daardoor komt iedereen al gauw op categorie goud. In werkelijkheid zal het voor akkerbouwers nauwelijks mogelijk zijn om boven brons uit te komen. Het ministerie werkt nog aan een nieuwe puntenverdeling om dit probleem enigszins op te lossen. Ons advies is om geen verwachtingen te ontlenen aan de online tool. Wij dringen er al sinds juli op aan de tool weg te halen. De definitieve juiste versie is er op zijn vroegst in februari 2023.

Conclusie NAV

Onze conclusie over zowel 7e AP als GLB is dat het ministerie veel te laat de sector heeft geraadpleegd over werkbare regels. Pas op het laatste moment werd een wekelijks overleg gestart. NAV, LTO en BoerenNatuur proberen te redden wat er te redden valt, maar een dergelijke omgang met de sector en de veel te late regelgeving zijn eigenlijk schandalig. Grootste probleem is dat er steeds meer kalenderlandbouw wordt opgelegd, juist nu het klimaat grilliger wordt en boeren juist flexibeler moeten kunnen reageren op de omstandigheden. Wat we ook betreuren is dat men nu nauwelijks contracten voor het ANLb durft te tekenen.

De NAV is altijd voorstander geweest van het inkomen uit de markt halen en in dat opzicht is het GLB niet gewenst, maar dan is er wel markt- en prijsbeleid nodig. De minister heeft aangegeven dat hij uitgaat van 70% van het areaal als deelname in de ecoregeling. Door de halsstarrige weigering van het ministerie onder zijn voorgangers om meer opties voor de akkerbouw op te nemen betwijfelen wij of dit gehaald wordt. En dan worden de doelen van het GLB dus ook niet gehaald.