Biobrandstoffen: De boeren moeten de toegevoegde waarde niet missen
Biobrandstoffen: De boeren moeten de toegevoegde waarde niet missen
Door: NICOLAS JACQUET, voorzitter van de Organitation des Producteurs de Grains; onderdeel van de Coördination Rurale.
Toegevoegde waarde?
Het belangrijke economische probleem van de landbouw is het niet slagen om de productiviteitsstijging vast te houden: de geschapen toegevoegde waarde ontsnapt haar regelmatig. Deze regel dreigt zich bij de biobrandstoffen weer te bevestigen.
De boeren hebben hoop gevestigd op de ontwikkeling van biobrandstoffen: ze denken dat een deel van de productie een andere bestemming geven, de landbouwprijzen zal doen stijgen. Dit scenario is hypothetisch, want de rentabiliteit van de productie van biobrandstoffen is verre van interessant voor de boeren.
Accijnsvrijstelling onmisbaar
Met graan kan men ethanol maken om bij benzine te mengen of, voor een beter energetisch rendement, graan gebruiken in plaats van huisbrandolie.
Bij de huidige benzineprijs levert een ton graan, omgezet in ethanol, slechts 39 euro op terwijl de marktprijs 110 euro is. Bij zo’n belachelijk lage prijs is subsidie van de overheid, in de vorm van accijnsvrijstelling, onmisbaar.
De economische studies van het INRA (het Franse LEI, J.de K.) op het gebied van biobrandstoffen beperken zich tot het bestuderen tegen welke minimumprijs de boeren bereid zijn energiegewassen te produceren. Tegelijk is de overheid al begonnen om de accijnsvrijstelling te verminderen om de gigantische kosten van dit programma te beperken. Men kan zelfs bedenken, dat als de olie de 100$ per barrel bereikt, het niet zeker is, dat boeren baat hebben bij de productie van biobrandstoffen aangezien de prijsstijging van energie de productiekosten doet toenemen.
Braakareaal
Met de plannen voor de ontwikkeling van biobrandstoffen gaat de oppervlakte energiegewassen het braakareaal ver overschrijden, wat tot concurrentie met de afzet voor voedsel zal leiden. Of, zoals de productie van biobrandstoffen slechts mogelijk is met een politiek van lage landbouwprijzen, hoe kan die ontwikkeling dan doorgaan als de prijzen stijgen? Zal men het braakpercentage moeten verhogen, de grenzen openen om Amerikaanse maïs binnen te laten om de prijs laag te houden, of alsnog de fabrieken sluiten en Braziliaanse ethanol importeren, die drie keer zo goedkoop is als de Europese, zoals de Zweden al doen?
‘Eten’ of ‘rijden’?
Als, binnen enkele jaren, als gevolg van de groei van de wereldbevolking de verbetering van de koopkracht in China, de wereldmarktprijzen voor landbouwproducten die van andere grondstoffen zullen volgen, zullen we dan moeten kiezen voor ‘eten’ of ‘rijden’. De Europese Unie is nooit zelfvoorzienend geweest in zaden: we exporteren 15 miljoen ton graan. Maar importeren elk jaar 55 miljoen ton veevoergrondstoffen, waarvan een groot deel sojaschroot.
De biobrandstoffen zijn dus geen lange termijn oplossing voor de vervanging van olie.
Het gevaar van ons biobrandstofplan is dubbel: het vergrendelt de politiek van lage prijzen, in het bijzonder voor graan en het brengt onze voedselveiligheid in gevaar.
Bescheidener alternatieven, minder belastend wat investeringen betreft en met als doel een betere beloning voor de producenten, bestaan.
Graan uit de markt nemen
Voor de granen, zijn twee opties voor verbranding realiseerbaar. De prijs van graan is gelijk aan die van 30 jaar geleden, de inkomenssteun daalt en de toekomst ervan is onzeker. Het zou mogelijk zijn om op Europees niveau een beleid van uit de markt nemen uit te voeren om de prijzen te steunen. Enkele miljoenen tonnen graan, afhankelijk van de overvloedigheid van de oogst en als ondereinde van de markt zouden verkocht kunnen worden aan industrieën uitgerust met allesbranders.
Graanverbranders voor boeren
De andere oplossing bestaat uit het lokaal ontwikkelen van kleine graanbranders, die door boeren uit de buurt gevoed worden. Voorbeelden beginnen te verschijnen: de boeren bevestigen, dat hun tarwe voor verwarming meer opbrengt dan voor de voedselketen. Deze techniek heeft talrijke voordelen: ze staat toe, in tegenstelling tot de fabricage van ethanol, dat mycotoxine bevattende, geclassificeerde partijen en bij schoning resterend materiaal gebruikt worden. Ze herstelt een directe lijn tussen de boer- die de verdwenen kolenboer vervangt- en de burgers. De bio-ethanol, verwerkt in brandstof, altijd te duur voor de automobilist, zal de relatie tussen boer en samenleving niet verbeteren, temeer daar er lange debatten zullen komen over accijnsvrijstelling en het verwerpelijke imago van ondersteunde boeren zal opleveren.
Accijnsvrijstelling
Bij oliehoudende zaden is de economische balans van de productie van biodiesel minder catastrofaal als die van ethanol, maar de keten kan niet leven zonder accijnsvrijstelling. Boeren investeren op het ogenblik in oliepersen. Als de olie alleen voor trekkers gebruikt mag worden loont dat niet. Daarom zou Frankrijk moeten toestaan dat dieselvoertuigen op plantaardige olie mogen rijden.
Waarom ontwikkelt men lange ketens voor biobrandstof wanneer men de superioriteit van de korte ketens ontdekt? Die laatste hebben het ongebruikelijke voordeel te ontsnappen aan de controle van de agro-industriële ketens, die gewend zijn de toegevoegde waarde van de landbouwproductie op te strijken.
Belangenconflict
De boeren realiseren zich dat het huidige debat over biobrandstof een werkelijk belangenconflict maskeert, waarvan zij de grote verliezers dreigen te worden als de fabrieken gebouwd zijn, nota bene met hun geld.
Diepste punt
We zijn op landbouwpolitiek gebied diep gevallen om op het punt te komen, dat het stoken van tarwe meer opbrengt dan tarwe voor voedsel. We stellen ons gerust, we zijn op het diepste punt.
(Vertaling: Joop de Koeijer, 10-06-2006)
NAV, 21 juni 2006