Plaatsingsproblemen mest
De NAV ondersteunt het tienpuntenplan van NVV, NMV, NPV, Cumela en LTO, om de bemestingsnormen voor gewassen te verruimen. Hierbij heeft de NAV wel kritische kanttekeningen gemaakt.
In de tijd dat het nieuwe mestbeleid vorm ging krijgen hebben we als plantaardige sectoren, waaronder de NAV, geprobeerd een gezamenlijk plan in te dienen. Indertijd is dit akkerbouwplan voor optimale bemesting van onze gewassen tegengehouden door de veehouderij-lobby, om de derogatie eruit te kunnen slepen. Er is toen teveel wisselgeld prijsgegeven. Om, nu er afzetproblemen ontstaan, met het vingertje naar de akkerbouw te wijzen, past niet.
De akkerbouw is zich al zeer goed bewust van de voordelen van mest. De komende jaren zal de veehouderij met bewerkte of verwerkte mest in staat moeten zijn om een homogeen gewasspecifiek kwaliteitsproduct te leveren. Zoniet, dan zal de plaatsingsruimte niet toenemen en zal dit dierplaatsen gaan kosten. Het is volgens de NAV dan ook beter om meer geld te investeren in onderzoek naar betere toedieningstechnieken van vloeibare en vaste mest in het voorjaar. De NAV houdt vast aan wegen en bemonsteren van mest. Wel is verruiming van boer-boer transport gewenst in die incidentele gevallen waarin sprake is van een vertrouwensrelatie tussen naburige akkerbouwers en veehouders. Zij moeten een andere kwaliteitsanalyse onderling overeen kunnen komen.
In het tienpuntenplan worden o.a. de volgende voorstellen gedaan:
– Fosfaatkunstmest slechts gedeeltelijk meetellen in gebruiksnormen van 2006 tot en met 2008, tot mestverbranding operationeel is.
– Toestaan opslag mest op kopakker.
– Toepassing mest in granen verruimen.
– Mogelijkheden reparatiebemesting verruimen.
– Budget voor een reken-cdrom.
Dit laatste punt om akkerbouwers aan de keukentafel te verleiden tot afname van meer mest ziet de NAV niet zitten.
Hierbij het volledige 10-puntenplan, zoals 22 mei 2006 naar Minister Veerman verzonden:
Als oplossingsrichtingen zien wij voor de korte termijn (voor 1 juli a.s. geregeld):
1. Derogatie:
Ons voorstel is om de eis van Brussel dat de derogatie alleen geldt voor graasdiermest zo te verstaan dat tot 170 kg stikstof er geen onderscheid is in de te gebruiken mest, maar dat voor de derogatie (dus het traject van 170 naar 250 kg stikstof) alleen gebruik gemaakt kan worden van graasdiermest.
2. Gedeeltelijke vrijstelling fosfaatkunstmest op kleibouwland:
Tot het moment dat de mestverbranding operationeel is, zal de druk op de markt extra hoog zijn. Het meenemen van kunstmestfosfaat beperkt in deze gespannen markt een normaal gebruik van dierlijke mest. Het voorstel is om voor de jaren 2006 tot en met 2008 de fosfaatkunstmest op kleibouwland slechts gedeeltelijk mee te tellen in de gebruiksnormen.
3. Faciliteren opslagmogelijkheden in ontvangstgebieden:
De mest wordt voor een groot deel in twee pieken afgezet in de ontvangst gebieden. Logistiek is er, zeker bij een kort voorjaar, te weinig materieel om iedereen te kunnen bedienen. Voor een zo optimaal mogelijke afzet is meer opslag ruimte op bedrijfsniveau in de afzetgebieden noodzakelijk. We vragen Minister en Kamer om te faciliteren dat vooral in de vergunningverlening aanvragen snel en adequaat afgehandeld worden.
Voor opslag van vaste mest op de kopakker is het van groot belang dat het Besluit Landbouwbedrijven Milieubeheer op de kortst mogelijke termijn wordt gepubliceerd en in werking treedt.
4. Reparatiebemesting met dierlijke mest:
In de argumentatie voor het niet toestaan van dierlijke mest voor reparatiebemesting is steeds de mogelijke druk op deze voorziening en de fraudedruk het argument. Zolang echter de bemesting voor stikstof binnen de 170 kg stikstof moet blijven is dat probleem geen groot risico. Daarnaast veroorzaakt de huidige druk op de mestmarkt op zich een veel groter frauderisico.
5. Faciliteren export naar buitenland:
Rond export van vaste mest gelden een groot aantal administratieve verplichtingen. Het doorzenden van de EVOA-aanvragen door Dienst Regelingen naar de buitenlandse autoriteiten moet met de grootst mogelijke snelheid plaatsvinden. Waar andere autoriteiten niet mee willen werken aan de EVOA-procedure (omdat zij van mening zijn dat mest daar niet onder valt) dient Dienst Regelingen de toestemming onmiddellijk af te geven. Als gezondheidsverklaringen door de VWA één dag eerder afgegeven kunnen worden raken de exporteurs niet met de regelmaat van de klok in een tijdsklem.
Oplossingen voor de langere termijn
6. Aanwenden mest in granen en onderwerkplicht voor vaste mest:
Er vindt innovatie plaats op het gebied van het aanwenden van mest in het voorjaar op bouwland. Hierbij wordt een hoger rendement gehaald uit de mest. Dit moet niet gefrustreerd worden door regelgeving die geen rekening houdt met deze innovatieve methoden.
Een beperkende factor voor de afzet van dierlijke mest in de akkerbouw zijn enkele voorschriften voor het emissiearm aanwenden. De voorjaarstoepassing van drijfmest in granen kan aanzienlijk vergroot worden door schadeveroorzakende methodes te vervangen door het aanwenden van mest met behulp van verticale sleepslagen zonder kouters.
De plicht om na het aanwenden van vaste mest op bouwland deze onmiddellijk onder te werken, verhoudt zich niet goed met het verschil in werkcapaciteit van bijvoorbeeld het aanwenden en het aanaarden bij de aardappelteelt.
7. Kunstmestvervangers:
Als dunne fractie van verwerkte mest als kunstmest aangemerkt wordt, kunnen locale en regionale kringlopen gesloten worden. Kunstmest aankopen worden dan vervangen door gebruik van dunne fractie en de totale mineralenbalans van Nederland verbeterd daardoor.
8. Meer flexibiliteit in gebruiksnormen voor fosfaat en stikstof:
Als gewassen gemiddeld uit de voeten kunnen met een bepaalde minimale bemesting voor een optimale oogst, is deze gemiddelde bemesting het ene jaar te laag en het andere jaar te hoog. Wij pleiten dan ook voor een rekeningcourantsysteem op bedrijfsniveau voor zowel stikstof als fosfaat. Voor fosfaat zou het moeten gaan om een systeem met minimaal 10kg fosfaat/ha zodat het ‘fosfaatquotum’ jaarlijks volledig benut kan worden. Voor stikstof wordt gedacht aan 10% van de gebruiksnorm voor het betreffende gewas. Deze ruimte is niet alleen op korte, maar vooral ook op langere termijn nodig.
9. Verruiming normen op bouwland:
Een herziening is nodig van de aanscherping van de werkingscoëfficiënten van stikstof in dierlijke mest en het uitrijverbod van drijfmest in de herfst op bouwland. De werkingscoëfficiënt op kleibouwland dient aangepast te worden. Stikstofuitspoeling is op kleibouwland geen probleem. Op gronden met een Pw-getal onder de 50 zou een gewasafhankelijke (hogere) fosfaatgebruiksnorm geïntroduceerd moeten worden. Er zijn gewassen die een hogere fosfaatopname hebben dan de gebruiksnorm. Dit leidt dus niet tot ophoping van fosfaat in de bodem.
10. Vaststellen afzetruimte dierlijke mest op akkerbouwbedrijven:
Wij verzoeken het Ministerie middelen ter beschikking te stellen om de inpassing van dierlijke mest in de akkerbouw verdere te stimuleren binnen de nieuwe randvoorwaarden van het mestbeleid. Het gaat om mest aan de keukentafel: door middel van een eenvoudig rekenprogramma op bedrijfsniveau inzichtelijk maken hoeveel ruimte er in de totale bemesting is voor dierlijke mest en wat de voordelen (financieel en bemestingtechnisch) van dierlijke mest in de nieuwe situatie zijn.
NAV, 2 juni 2006