‘In het EU-landbouwbeleid na 2013 moeten we afscheid nemen van de rigide liberaliseringskoers en zoeken naar wegen om de landbouwmarkten op eigentijdse wijze te ordenen.’ Dat zegt Teun de Jong, de kersverse voorzitter van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV).

Oude beleidsinstrumenten die hun nut hebben bewezen en ook nieuwe maatregelen passen in het nieuwe beleid. Ik denk aan instrumenten als flexibele braak, het bevorderen van de teelt van eiwitrijke gewassen, flexibele bijmenging van bio-ethanol in brandstoffen en akkerrandenbeheer. ‘Mijn ideaal is dat in het EU-beleid na 2013 het inkomen uit de markt komt en dat we zonder inkomenstoeslagen kunnen.’

Drie hoofdpunten
Akkerbouwer Teun de Jong (49 jaar) uit  het Friese St. Annaparochie is per 1 oktober 2009  Hanny van Beek-van Geel opgevolgd als voorzitter van de NAV. Inhoudelijk gaat de NAV onder leiding van De Jong zich vooral richten op drie hoofdpunten die van cruciaal belang zijn voor het inkomen van Nederlandse akkerbouwers. ‘Die hoofdpunten zijn een goed Europees landbouwbeleid, een sterkere positie van telers in de markt en een gelijk speelveld voor akkerbouwers in de hele EU. Dat waren de hoofdpunten van het NAV-beleid in de afgelopen jaren en dat blijft zo. Bovenaan staat dat we ons als NAV inzetten voor goede inkomens en dus voor goede prijzen, dat wil zeggen kostprijs plus ondernemersmarge.’

‘Aardappel-Obama’ noodzakelijk
Over de positie van telers in de markt is de NAV-voorzitter glashelder. ‘We moeten de markt beter organiseren. De sleutel ligt bij telers zelf. Misschien moeten we een slag maken vergelijkbaar met ruim honderd jaar geleden toen boeren aan- en verkoopverenigingen hebben opgericht om een sterkere positie in de markt te bereiken. Zeker, we leven in een andere tijd maar we kunnen wel leren van onze voorouders. Namelijk dat je samen in de markt sterker bent dan ieder voor zich. Als we blijven denken ‘ik ben slimmer dan de buurman’, weet ik dat ieder van ons zwak staat tegenover de afnemer die in meerdere landen werkt of wereldwijd opereert.’ 

De Jong meent dat telers gezamenlijk alles op alles moeten zetten om uitstekende prijsinformatiesystemen te bouwen, het aanbod te bundelen en het aanbod beter in balans te brengen met de vraag. ‘We moeten als telers van onderaf samen investeren in de markt. Voor consumptieaardappelen: Geen nieuwe fritesfabrieken bouwen, maar het aanbod in de hand houden. We moeten boeren van onderaf organiseren, niet alleen in Nederland maar in heel Noordwest Europa vooral in het kerngebied van de teelt tussen Keulen en Calais. Daarvoor is nodig dat telers inzien en begrijpen dat je je eigen positie versterkt en beter kunt verdedigen als je samenwerkt met collega’s. Ik denk dat telers per afnemer hun krachten moeten bundelen en gezamenlijk onderhandelen met de afnemer over prijs en voorwaarden. Door gezamenlijk de onderhandelingen aan te gaan, kun je tot resultaten komen die wat uithalen en voorkom je dat je in de situatie blijft hangen waarin de olifant de muis vertrapt. De basis voor de onderhandelingen moet de gemiddelde kostprijs zijn. Gezien alle frustraties uit het verleden denk ik dat een ‘aardappel-Obama’ noodzakelijk is om de krachtenbundeling van telers daadwerkelijk van de grond te krijgen.’

Gelijk speelveld
Graag ziet de vakbondsvoorzitter een gelijk speelveld voor ‘alles’ in de EU. ‘Ik wil af van het eilanddenken. Geen markt is zo Europees als de landbouw. Dan ligt het voor de hand dat we vanuit de landbouw inzetten op een gelijk speelveld voor ‘alles’. Niet alleen voor bemesting en gewasbescherming maar ook voor de fiscale regels en wetten. Waarom zo’n groot verschil in fiscale regels, waarom zo’n groot verschil in de gewasbeschermingsregels? Het kan in een samenwerkend EU niet zo zijn dat een bepaald gewasbeschermingsmiddel aan de ene kant van de grens wel is toegelaten en aan de andere kant niet. Een mooi voorbeeld van een gelijk speelveld vind ik de aardappelmoeheidsregels. Natuurlijk roepen we wel eens ‘au’ nu de nieuwe Europese AM-richtlijn bekend wordt, maar de ramp is niet te overzien als elk land eigen regels hanteert. Een gelijk speelveld betekent bijvoorbeeld voor bruinrot dat de regels die hier gelden, ook in Duitsland gelden en zelfs in Polen. Ik hoop in de komende jaren een bijdrage te kunnen leveren aan het uitbreiden van een gelijk speelveld.’ Volgens De Jong is dat van groot belang voor de ontwikkeling van de akkerbouw in Nederland en in de andere landen van de Europese Unie.

NAV, 30 september 2009