Naar natuurinclusieve landbouw?
Natuurinclusieve landbouw is een tegenwoordig vaak gehoord begrip. Maar wat houdt het precies in en wat is het verschil met agrarisch natuurbeheer en andere begrippen? We praten u in dit artikel zo goed mogelijk bij.
De definitie die vaak gebruikt wordt voor natuurinclusieve landbouw is: Natuurinclusieve landbouw is een vorm van duurzame landbouw en onderdeel van een veerkrachtig eco- en voedselsysteem. Deze maakt optimaal gebruik van de natuurlijke omgeving en integreert die in de bedrijfsvoering. Daarnaast draagt natuurinclusieve landbouw actief bij aan de kwaliteit van diezelfde natuurlijke omgeving. Natuurinclusieve landbouw produceert voedsel binnen de grenzen van natuur, milieu en leefomgeving, met een positief effect op de biodiversiteit.
Agrarisch natuurbeheer is niet hetzelfde; dit is vooral gericht op natuurdoelen in de stukken grond die ervoor zijn aangemerkt zoals bloemenranden. Agrarisch natuurbeheer kan wel deel uitmaken van natuurinclusieve landbouw. Daarnaast is er nog het begrip functionele agrobiodiversiteit (FAB). Dit is ‘de biodiversiteit die essentiële bijdragen levert aan de agrarische bedrijfsvoering, zoals natuurlijke ziekte- en plaagwering, bestuiving, watervoorziening en -zuivering, natuurlijke bodemvruchtbaarheid en een goede bodemstructuur.’ FAB is dus meer gericht op hoe de landbouwdoelen zo duurzaam mogelijk kunnen worden gediend. De drie begrippen vertonen overlap. Natuurinclusieve landbouw is dan eigenlijk het best te zien als een overkoepelend containerbegrip.
Diverse bijeenkomsten
Eind november was er een aantal interessante bijeenkomsten over dit onderwerp. Ten eerste heeft CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu) in een aantal bijeenkomsten met boeren een inventarisatie gemaakt van de wet- en regelgeving die het nu moeilijk maakt om natuurinclusieve landbouw te bedrijven. Ook NAV-bestuurslid en ervaringsdeskundige Hans van Kessel, lid van de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Tieler- en Culemborgerwaarden en Collectief Rivierenland, heeft hieraan meegewerkt. De voorlopige resultaten werden besproken met ambtenaren van het Ministerie van LNV en van RVO. De resultaten zijn verbijsterend te noemen. Er is zo’n woud aan regelgeving en belemmeringen dat je wel erg gemotiveerd moet zijn om je bedrijf echt om te vormen naar natuurinclusief. Hopelijk vindt er op korte termijn opschoning van de regels plaats!
In dezelfde week vond het Nationaal Congres Natuurinclusieve Landbouw plaats. Verschillende sprekers gaven hierin voorbeelden (met name in de veehouderij) hoe natuurinclusieve landbouw vorm kan krijgen en wat er anders moet dan de gangbare landbouw nu doet. Wat grotendeels ontbrak op het congres werd op twitter gesignaleerd door een aanwezige akkerbouwer: ‘Nationaal congres Natuurinclusieve Landbouw. Veel sprekers die precies weten wat niet goed gaat en hoe het moet. Maar niemand over een verdienmodel voor de akkerbouw. Gelukkig zegt minister Schouten: “Ik kan en wil me geen Nederland voorstellen zonder boeren.”
Ook in een workshop tijdens het congres over verdienmodellen werd eigenlijk alleen het rapport van de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw toegelicht (zie november nummer van dit blad). Vooralsnog is het verdienmodel dus onduidelijk. Sommige maatregelen werken kostprijs verhogend of opbrengst verlagend, sommige verlagen juist de kostprijs.
Als NAV vinden wij in algemene zin dat voorgestelde maatregelen integraal afgewogen dienen te zijn, dat deze voor een lange termijn geldend moeten zijn en dat deze moeten uitgaan van vertrouwen in de boer en niet wantrouwen zoals nu veelal het geval is. Verder vinden wij dat maatregelen die een gelijk speelveld ondermijnen in financiële zin gecompenseerd moeten worden en dan niet met (boeren) GLB-geld.
Wat kan je als akkerbouwer doen?
Voor akkerbouw werden op het congres door Boki Luske van het Louis Bolk Instituut verschillende zaken genoemd: ruimere rotatie dan 1 op 2, strokenteelt, bloemenranden voor natuurlijke vijanden van plagen, graan gebruiken voor brood i.p.v. veevoer en meer ruimte voor vlinderbloemigen (eiwitgewassen) en voor mengteelt hiervan met graan. Wij vinden niet alle aanbevelingen even relevant: de rotatie is in het algemeen al ruimer dan 1 op 2 en Nederlands graan is niet zonder meer bruikbaar voor brood, maar de andere zaken kunnen interessant zijn voor akkerbouwers.
De WUR heeft recent een flyer uitgebracht om akkerbouwers te inspireren om de biodiversiteit te vergroten. Daarin worden 15 mogelijkheden genoemd: bouwplanverruiming, strokenteelt, agroforestry, mengteelt, gereduceerde grondbewerking, jaarrond bodembedekking, geïntegreerde gewasbescherming, slimme bemesting en organische stof, landschapselementen verbinden, gevarieerde akkerranden, binnenveldse elementen (bijv. bloemenrijen midden in het gewas), natuurvriendelijke blauwe elementen, periodiek of gefaseerd beheer, bepaalde soorten ondersteunen en groene erfbeplanting. Een aantal van deze zaken gaan specifiek over biodiversiteit, een aantal dienen meerdere doelen. Naast deze zaken is de teelt van eiwitgewassen een kans denken wij.
Eind november is ook het boek ‘Biodivers boeren. De meerwaarde van natuur voor het boerenbedrijf.’ van Jan Willem Erisman en Rosemarie Slobbe verschenen. Hierin wordt verder ingegaan op de omslag naar natuurinclusieve landbouw. Zoals in het boek staat: ‘Dit bedrijfsmodel, het zogenoemde adaptatiemodel, gaat uit van het versterken van de weerbaarheid van het landbouwsysteem. Juist door natuurlijke processen en functionele biodiversiteit te benutten in bodem, water, gewas, dier en bedrijf, vermindert de afhankelijkheid van externe middelen en vangt het systeem zelf de risico’s op van klimaatfluctuaties, ziekten en plagen. Bovendien blijven schadelijke emissies binnen de perken, herstellen het landschap en de bodem, en levert biodiversiteit natuurwaarde op, zoals bijvoorbeeld boerenlandvogels’.
Er zal nog veel moeten gebeuren voordat de hele landbouw puur natuurinclusief is geworden, zowel wat betreft kennisontwikkeling en -doorstroming als wet- en regelgeving. Dat de landbouw steeds meer die kant op gaat is duidelijk en ook dat veel boeren al veel doen zonder zich te realiseren dat dit het stempel ‘natuurinclusief’ verdient. Wat ook belangrijk is: het is niet ‘alles of niets’ maar ‘alle beetjes helpen’.