Financierbaarheid boerenbedrijven in gevaar
Met name bij de grondgebonden landbouw, zoals de akkerbouw, is er sprake van een grote financieringsbehoefte. Er gaat veel kapitaal zitten in grond en gebouwen, terwijl het financiële rendement daarop in vergelijking met veel andere economische sectoren laag is. Daar staat tot nu toe tegenover dat de zekerheidstelling in de agrarische bedrijven met grond en onroerend goed als onderpand als hoog wordt ervaren. Er zijn twee factoren die de financierbaarheid van een boerenbedrijf en daarmee de overnamemogelijkheid door opvolgers binnen het gezin onder druk zetten.
Fiancieringsvoorwaarden
Vanaf 1 januari 2023 gelden er voor banken en daarmee ook als voorwaarde voor financiering zwaardere eisen voor het rendement op een financiering. Dit zou kunnen inhouden dat het zowel moeilijker wordt om financiering te verkrijgen als dat het risicoprofiel toeneemt en daarmee de rente verhoogd wordt. Dit zou moeten leiden tot een rem op de stijging van grondprijzen, ware het niet dat juist de grondprijsstijging vooral door de druk van buiten de landbouw wordt gestimuleerd. Immers, alleen al de cumulatieve claim op 500.000 ha landbouwgrond voor woningbouw, wegenaanleg, industrieterreinen en natuur zorgt voor een blijvende onbalans in de grondmarkt. Een rem op financiering zou ook een rem op bedrijfsontwikkeling naar nieuwe landbouwmethoden betekenen. Hiermee is maar weer eens duidelijk aangegeven dat overheden en EU integraal moeten denken bij beleidsvoornemens.
De landbouwvrijstelling
Naast de Europese bankeneisen voor financierbaarheid komt in iedere kabinetsformatie weer de landbouwvrijstelling langs. Deze landbouwvrijstelling is een regeling dat de waardestijging van landbouwgronden onbelast is zolang de functie niet verandert. Deze vrijstelling is van belang bij bedrijfsbeëindiging, maar vooral bij bedrijfsopvolging binnen de familie om de opvolgende generatie in staat te stellen om de landbouwgrond op voordelige basis te verwerven, zonder dat er veel kapitaal uit de familie verdwijnt als gevolg van belastingheffing. Immers, ook stimuleringsregelingen voor jonge boeren als bedrijfsopvolgers zijn er wel, zowel landelijk als op EU-niveau in het GLB, maar deze zijn te beperkt en vaak overtekend, waardoor de effecten voor bedrijfsopvolgers vaak gering zijn. Voor een vitale landbouw en voedselvoorziening is juist de instroom van jonge boeren een voorwaarde.
De BOR
In het rijtje van fiscale maatregelen voor jonge boeren geldt ook de Bedrijfs Opvolgingsregeling (BOR). Deze regeling biedt bedrijfsopvolgers de mogelijkheid om nagenoeg zonder schenkingsrecht de kapitaalgoederen als grond, gebouwen en machines op een ‘going concernwaarde’ over te nemen. Maar ook hier vindt er discussie plaats om het belastingvoordeel voor bedrijfsopvolgers te verminderen. Het is duidelijk dat de investeringslast voor jonge boeren dan toeneemt, terwijl de financiering daarvan onder druk komt. De regelingen voor bedrijfsopvolging en financiering worden tot nu teveel als losstaande grootheden behandeld. Integrale benadering voor de effecten op de kapitaalsintensieve akkerbouwbedrijven is echter zeer gewenst!