Voorzichtig richting gelijk speelveld?
De NAV pleit al langer voor een gelijk speelveld binnen en buiten de EU. Daarmee bedoelen we, dat aan importproducten dezelfde eisen worden gesteld wat betreft de productiewijze als aan hier geteelde producten. Nu is het zo dat alleen de voedselveiligheid en fytosanitaire zaken import kunnen belemmeren, niet de manier van produceren. We eten hier dus wat we hier niet mogen produceren. Langzamerhand begint het besef te komen, dat dit de verduurzaming in Nederland en de EU belemmert.
Verduurzaming en handelsverdragen
In 2019 noemde de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw (commissie May) terloops dat de huidige handelsverdragen de transitie naar kringlooplandbouw in Nederland belemmeren. In Farm2Fork wordt ook een opmerking gemaakt over hoe de huidige vrijhandelsverdragen de verduurzaming in de EU moeilijk maken. We zien ook in de politiek meer begrip voor deze samenhang tussen vrijhandelsverdragen en verduurzaming van de landbouw ontstaan. Het probleem met de handelsverdragen is dat de WTO voorschrijft dat je elkaars standaarden moet erkennen. Om een voorbeeld te noemen: als er in Canada wel GMO-gewassen mogen worden geteeld en wij ondertekenen het CETA verdrag, dan komen producten van GMO-gewassen hier dus vrij binnen. Daardoor ontstaan oneerlijke concurrentie en prijsverschillen.
Spiegelmaatregelen
Frankrijk heeft bij het aantreden in januari 2022 als voorzitter van de Europese Unie aangekondigd zich te willen bezighouden met de koppeling tussen handelsbeleid, toegang tot de interne markt en naleving van de Europese normen. Minister Staghouwer benoemt in Kamerbrieven van 10 februari en 15 februari 2022 het belang om de samenhang tussen de Green Deal, het GLB en het handelsbeleid helder te krijgen om zo de transitie naar duurzame voedselsystemen te steunen. In de Landbouw- en Visserijraad van de EU is hierover informeel gesproken. De Fransen hebben de term ‘spiegelmaatregelen’ geïntroduceerd voor de maatregelen die derde landen (landen buiten de EU) moeten nemen om naar de EU te kunnen exporteren. In de Kamerbrief van 10 februari staat dat in maart naar verwachting een voorlopig rapport van de Europese Commissie wordt gepresenteerd ‘van het onderzoek naar de rationale en de juridische haalbaarheid (waaronder de conformiteit met WTO-regels) van het toepassen van EU gezondheids- en milieuproductiestandaarden (inclusief standaarden voor dierenwelzijn, processen en productiemethoden) op geïmporteerde producten.’ Het eindrapport zal naar verwachting in juni verschijnen.
Staghouwer schrijft verder: ‘De oriënterende gedachtewisseling in februari zal plaatsvinden op basis van de volgende door het voorzitterschap voorgestelde actielijnen: 1) Herziening van de maximale residulimieten (MRL’s) en invoertoleranties (IT) voor gewasbeschermingsmiddelen; 2) Voortzetting van de werkzaamheden voor de toepassing van bepaalde Europese productienormen op geïmporteerde producten; 3) Verbeteren etiketteringsvereisten; 4) Ervoor zorgen dat met deze uitdagingen rekening wordt gehouden in handels- en samenwerkingsovereenkomsten; en 5) Versterking van het optreden en de samenwerking in internationale normalisatie-instellingen. De echte inhoudelijke discussie zal in de loop van de komende maanden plaatsvinden.’ Ten tijde van dit schrijven zijn de uitkomsten van de eerste gesprekken ons nog niet bekend.
Wat mag van de WTO?
De vraag is dus eigenlijk: kunnen we aan importproducten van landen buiten de EU dezelfde eisen opleggen wat betreft productiewijze als aan Europese producten? Mag dit van de WTO? En zijn er ook neveneffecten van het instellen van deze spiegelmaatregelen? De Volt-fractie heeft hierover vragen gesteld aan de minister, met name wat de verwachte effectiviteit is van spiegelmaatregelen, of er gedacht wordt aan extra tarieven aan de grens en wat het effect is voor lage- en middeninkomens landen. Staghouwer wil eerst verdere concretisering door de Fransen afwachten alvorens een oordeel uit te spreken. Hij geeft wel aan dat productiestandaarden breder in de WTO besproken worden als onderdeel van de handelsverdragen.
Neveneffecten
Op 22 februari hield de European Landowners Organization (ELO) een webinar over mogelijke effecten van het opleggen door de EU van hogere productie-eisen aan producenten in derde landen. De EU hoopt, dat de beoogde verduurzaming van de landbouw ook in de rest van de wereld standaard wordt. Met de spiegelmaatregelen zou ook voorkomen worden dat de productie zich van de EU naar andere landen verplaatst met minder duurzame productie. Maar er doet zich een aantal mogelijke ongewenste neveneffecten voor. Ten eerste zou het goed kunnen, dat producenten in landen buiten de EU besluiten om niet meer aan de EU te leveren vanwege de te hoge eisen. Dat zou betekenen dat de voedselvoorziening in de EU negatief wordt beïnvloed. Aangezien we in Nederland netto een voedsel-importerend land zijn (ondanks dat menigeen denkt dat we te veel voedsel produceren hier…), zal dat ons direct kunnen beïnvloeden, terwijl tegelijkertijd de verwachting is dat de voedselproductie in de EU terug gaat lopen onder invloed van het nieuwe GLB en de Farm2Fork plannen. Ten tweede zullen vooral kleine boeren in derde landen zonder financiële en praktische hulp niet kunnen voldoen aan de hogere productiestandaarden. Men pleit er daarom voor dat de EU niet eenzijdig eisen oplegt, dat er tijd wordt genomen voor de transitie, dat degenen die worden beïnvloed door de verandering ook worden betrokken bij het proces en dat de belangen van landen en boeren buiten de EU worden meegewogen.
Reactie NAV
Er zijn verschillende manieren om de productiestandaarden buiten de EU te verhogen, nl. door multilaterale afspraken binnen WTO over de standaarden, door bilaterale afspraken in duurzaamheidsclausules in vrijhandelsverdragen of door eenzijdig opleggen van eisen, bijv. met spiegelmaatregelen. De NAV denkt vooralsnog niet dat binnen de WTO er op korte termijn afspraken te maken zijn. Wij pleiten er nog steeds voor om landbouw en voedsel helemaal buiten de vrijhandelsverdragen te houden. Dan kan je met ieder land of groep van landen apart akkoorden sluiten over landbouw en voedsel en die zo opstellen dat het voor beide partijen gunstig uitpakt. Dan kan je ook voorkomen dat kleine boeren in arme landen de dupe worden. Als de boeren in deze landen niet aan onze normen kunnen voldoen, kunnen we ze daar wel bij helpen. Het betrokken ministerie heet niet voor niks Buitenlandse Handel én Ontwikkelingssamenwerking!