Voorstellen markt- en prijsbeleid: juist nu?
Zijn de graanprijzen na vele jaren van ver onder de kostprijs, eindelijk weer eens (even?) daarboven en dan komt de NAV met voorstellen voor markt- en prijsbeleid? De werkgroep Markt- en prijsbeleid heeft deze discussie gevoerd met de aanwezigen op de ledendag van 1 juli jl.
Historie
De acties begin jaren negentig vanwege de almaar dalende graanprijzen werden alleen beloond met wat subsidiepotjes en uit ontevredenheid daarover is de NAV opgericht in 1993. Inzet was een beter Europees markt- en prijsbeleid. In de eerste jaren was er nog de focus op aanbodbeheersing door groene braak. Later kwam de focus op meer eigen productie van eiwitgewassen. Door de netto import verschoof deze focus naar bezwaren tegen vrijhandelsverdragen.
En nu heeft de NAV sinds vorig jaar weer een werkgroep Markt- en prijsbeleid die zich over andere opties buigt. Het is in elk geval consequent. In de door de NAV in 2000 uitgegeven brochure ‘WTO en boerenbelang’ staat: ‘De conclusie is dat zonder een (internationaal) systeem van voorraadbeheer en afspraken over productiebeheersing, de vrije wereldmarkt leidt tot onverantwoorde instabiliteit en tot lange periodes van dramatisch lage prijzen.’
Als motivering voor dit standpunt noemt de NAV in de brochure onder meer voedselzekerheid. ‘De stijging van de landbouwproductie uit het verleden was gebaseerd op het aanboren van reserves: meer land en meer water. Die reserves zijn eindig. Mogelijk dat nieuwe technieken nieuwe bronnen aanboren, maar of dat even gemakkelijk gaat als in het verleden, is de vraag. Het aanbod zou in de 21ste eeuw wel eens meer moeite kunnen krijgen om de vraag bij te benen. Om dat risico te vermijden zijn investeringen nodig in onderzoek, infrastructuur, nieuwe technieken, nieuwe gewassen, scholing en andere zaken met een lange rijpingstijd voor dat ze iets opleveren. Het gevaar van liberalisatie is dat die investeringen nu achterwege blijven – er wordt immers weinig verdiend in de landbouw – waardoor de schaarste in de toekomst wel eens erger zou kunnen zijn dan nodig is. Rijke landen zouden er goed aan doen zich hiertegen te verzekeren. Uit het oogpunt van voedselzekerheid is bescherming van de landbouw nodig.’ Anders gezegd: hadden we de afgelopen tijd geen zogenaamde vrije wereldhandel gehad maar een beleid met volumeafspraken, prijsafspraken en strategische voorraden dan zou de landbouw elders in de wereld zich beter hebben kunnen ontwikkelen. Bovendien zou de huidige schok dan veel makkelijker opgevangen kunnen worden. Zo beschouwd is dit een uitgelezen moment om onze oude standpunten maar weer eens uit de mottenballen te halen.
Landbouw- en Voedselraad
Wat moet er dan zoal gebeuren? Uiteindelijk moet er à la de Veiligheidsraad een Landbouw- en Voedselraad van de VN komen. Die krijgt als taak en bevoegdheid onder meer 1. Het vaststellen van een prijsband voor de belangrijkste producten; 2. De benodigde strategische voorraden van de deelnemende landen bepalen; 3. De exportquota van de belangrijkste producten regelen plus de spelregels over onderlinge handel/uitruil van quota regelen om zo verstarring te vermijden. Kort gezegd: de oude internationale goederenovereenkomsten oppoetsen.
Zo’n Landbouw- en Voedselraad is er niet van vandaag op morgen. De EU, in feite de grootste agrarische markt, kan de leiding nemen en het goede voorbeeld geven: kostprijsberekeningen voor de belangrijkste (stapel-)producten, gebaseerd, zoals vroeger, op het gemiddelde van middelgrote, goed geleide bedrijven. Bij, zeg min 5 % vindt er interventie/opkoop plaats, bij plus 5 % gaat er uit de strategische voorraad. Als de voorraad te groot wordt: verplichte groene braak en/of meer ethanolproductie. De EU valt niet terug op exportsubsidies. De EU kan dit alleen in de hand houden als er voor de belangrijkste producten importbescherming c.q. heffingen zijn. De Europese suikersector overleeft dit niet tenzij er importbescherming is en een quotastelsel, zodat consumptie en productie in de EU in evenwicht zijn.
Protectionisme?
Het bovenstaande, met name het pleiten voor bescherming tegen importen, riekt naar protectionisme en dat is ‘vies’. Maar zonder bescherming lukt het EU-beleid op het gebied van duurzaamheid en voedselveiligheid niet: de eigen productie wordt dan verdrongen door goedkopere, minder duurzame en minder veilige import. Om vergelijkbare reden is er in de EU inmiddels een meerderheid voor het invoeren van CO2-heffingen op de import van producten waar de EU zelf, bij productie binnen de EU, een dergelijke heffing oplegt.
De uitwisseling op de ledendag leidde tot de conclusie dat de huidige prijspieken juist een goed moment zijn om deze discussie weer aan te zwengelen.