In 2019 is in de EU de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in werking getreden. Lidstaten kregen twee jaar de tijd om deze verordening in wetgeving te implementeren. In ons land is dat in 2021 gebeurd. In deze wet Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) wordt geregeld dat de veelal grote afnemers geen ongeoorloofde druk op de veel kleinere producenten kunnen uitoefenen. Zo is bijvoorbeeld een maximale betaaltermijn geregeld. Ook moeten de contractvoorwaarden die de inkopende partij hanteert, vooraf bekend zijn bij de verkopende partij en mogen niet achteraf nog eenzijdig aangepast worden. In mei 2024 schreven wij er uitgebreid over in dit blad. De NAV heeft zich nadrukkelijk bezig gehouden met de Nederlandse wetgeving en de implementatie daarvan, samen met o.a. SOMO (Stichting Onderzoek Multinational Ondernemingen).

Onafhankelijke autoriteit

Voor de NAV was het vooral van belang dat er een onafhankelijke autoriteit is, waar boeren hun klachten kunnen melden, waarbij de anonimiteit van de klager zo lang mogelijk gewaarborgd blijft. En die onafhankelijke autoriteit moet ook zelfstandig een klacht kunnen onderzoeken. Als die klacht terecht blijkt te zijn, moet er ook een serieuze sanctie opgelegd kunnen worden. In Nederland is de uitvoering van de wet OHP bij een aparte afdeling van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) neergelegd.

Werkt de wet OHP?

De Europese Commissie moet uiterlijk november 2025 met een officiële evaluatie komen. Daartoe worden jaarlijks enquêtes gehouden. In 2022 en 2023 bleek de wet nog erg onbekend en zijn boeren toch bang voor represailles als ze een klacht indienen.

De NAV heeft ook in 2024 de door de EU uitgevoerde enquête ingevuld. Onze conclusie is dat het heel goed is dat deze wet er is gekomen, maar dat wij niet de indruk hebben dat de wet een heel grote impact heeft op de positie van de boer in de keten. De ervaringen in het Verenigd Koninkrijk, waar deze wetgeving al veel langer in werking is, was dat er ook een preventieve werking van uitgaat. Bedrijven weten veel beter waar ze zich aan moeten houden en weten ook dat ze, als ze over de schreef gaan, aangepakt kunnen worden. Dit zou in ons land ook heel goed een gevolg van de wet OHP kunnen zijn.

De NAV had ook niet verwacht dat een dergelijke wet de positie van de boer enorm zou kunnen verbeteren. Deze wetgeving kan nl. niets veranderen aan een te laag niveau van de markt, dat kan alleen als je iets aan de relatie tussen vraag en aanbod kan doen. De wet OHP kan er wel voor zorgen dat wanneer het marktniveau te laag is (door overaanbod bijvoorbeeld), de afnemer niet nog eens extra de prijs kan drukken vanwege de zwakke positie van de boer. Om werkelijk de positie van de primaire producent in de keten te verbeteren is het nodig dat boeren zich verenigen om een meer gelijkwaardige partner van de grote, vaak multinationaal werkende, afnemers te worden. Een erkende producentenorganisatie is daar een uitstekend middel voor, daarom heeft de NAV ook de POC opgericht en de PO Eiwitboeren van Nederland.

Inkoop onder kostprijs

De NAV werkt al een aantal jaren samen in een Europese coalitie met een aantal maatschappelijke organisaties, die zich bezighoudt met de verbetering van de OHP wetgeving. Zo is destijds o.a. door de lobby van deze coalitie de wetgeving uitgebreid met producten die van primaire producenten buiten de EU worden betrokken. Dit om te voorkomen dat de ongeoorloofde druk zich zou verplaatsen naar onze collega’s in armere landen buiten de EU, die doorgaans een nog zwakkere positie hebben. Deze coalitie is nu bezig met een lobby om deze wetgeving uit te breiden met een clausule om het inkopen van voedselproducten onder de kostprijs te verbieden. Er is een aantal landen die deze toevoeging aan de wet OHP al kennen (o.a. Frankrijk) en landen (o.a. België), die er aan werken. Het lijkt de NAV een goed idee dat de nieuwe regering, vooruitlopend op wat er eventueel in Europa gebeurt, hiermee aan de slag gaat. In België is het voorstel om voorafgaand aan het seizoen door een werkgroep vanuit de sector en economen een gemiddelde kostprijs te laten opstellen, die door brancheorganisaties wordt overgenomen. Daarbij is ook gedacht aan onvoorziene omstandigheden die een grote invloed hebben op de kostprijs: bij een werkelijk onvoorziene verhoging van de kostprijs vervalt het verbod op heronderhandelen van een gesloten contract. De producent mag dan wel degelijk voorstellen om opnieuw te onderhandelen, een afnemer niet.

De NAV denkt niet dat als het inkopen onder kostprijs in de wet is opgenomen, dan bijvoorbeeld de wereldmarktprijs van tarwe simpelweg 50% gaat stijgen om op het niveau van de kostprijs te kunnen komen. Het zou wel moeten voorkómen dat supermarkten de AGF producten die op de Nederlandse markt worden gekocht voor Nederlandse supermarkten, ver onder de kostprijs ingekocht kunnen worden. Zeker nu Jumbo een nieuwe prijzenoorlog in de retail heeft aangekondigd is betere bescherming van de inkoopprijs voor boeren belangrijk. Voor samengestelde producten, waarin binnenlandse en buitenlandse producten verwerkt zitten, wordt het al weer wat lastiger. Uiteindelijk verwacht de NAV dat deze toevoeging aan de wet OHP voor de primaire producenten zeker een positieve invloed kan hebben, alleen al door de discussie die er kan ontstaan over de opbrengstprijs voor de boer en de prijs in de winkel.

Overschotten?

Een verbod op inkoop onder de kostprijs is maar een kleine bijdrage aan een structureel betere positie van boeren in de keten. Alleen een gedegen markt- en prijsbeleid kan echt leiden tot een toekomstbestendig voedselsysteem, dat zowel voor de boer als voor de samenleving het meest optimaal is. En deze bescheiden aanpassing van de wet OHP zal ook zeker niet tot voedseloverschotten leiden, want iedere ondernemer weet dat produceren voor alleen de ‘kale’ kostprijs, niet toekomstbestendig is. De NAV hanteert niet voor niks een risicopremie van 15% bovenop de gemiddelde kostprijs om tot de gewenste opbrengstprijs te komen.

Tot slot

Een verbod op verkoop onder de kostprijs kan weer een klein stapje zijn om de positie van de boer in de keten te verbeteren, maar een gedegen markt- en prijsbeleid biedt een echt structurele oplossing. Via een combinatie van strategische voorraden en kostprijsberekeningen kunnen grote fluctuaties in de prijzen worden voorkomen en dat vergroot de voedselzekerheid. De EC wil een ‘EU-prijsobservatorium’ opzetten voor kostprijzen, marges en handelspraktijen, zodat de margeverdeling transparanter wordt. Maar alleen transparantie gaat de problemen niet oplossen, zoals ook bleek uit het Nederlandse onderzoek van voormalig minister Schouten met de ACM.

Al met al zorgt de voorgestelde aanpassing van de wet OHP niet alleen voor een klein beetje meer perspectief voor boeren, maar is het ook een welbegrepen maatschappelijk eigenbelang, want de beste garantie voor voedselzekerheid is de producent een eerlijke prijs betalen.