Afschaffen suikerbietenquota desastreus
Uitgelekte plannen van EU-commissaris Ciolos beweren dat de Europese Commissie afschaffing van de Europese suikerquota na 2014 ernstig in overweging wil nemen. Het afschaffen van de quota zal desastreus uitpakken voor de Europese suikersector, meent de NAV.
Voor het eventueel afschaffen van suikerquota zijn twee varianten. De eerste variant is afschaffing van suikerquota en het beschermde EU-suikerbeleid ten aanzien van de wereldmarkt door middel van het afbouwen van importheffingen. Deze variant kan uiteindelijk uitmonden in een forse inkrimping van het huidige suikerbietenareaal. Landen met rietsuiker zoals Brazilië kunnen tegen lagere prijzen suiker produceren dan zelfs de beste Europese suikerproductiegebieden. Bij een dergelijk beleid zal Europa net als bij de eiwitproductie sterk importerend worden. Dit is niet gewenst vanuit het oogpunt van voedselzekerheid, maar ook niet vanuit oogpunt van duurzaamheid. Brazilië mag een land zijn met geweldige groeipotentie van landbouw areaal, maar een dergelijke grote vraag vanuit de EU leidt alleen maar tot nog meer ontginning van nieuwe landbouwgrond. Wetenschappers weten dat ontginning van nieuwe landbouwgrond leidt tot nog meer CO2 uitstoot vanuit de bodem. Bovendien is de suikerbietenteelt door zijn efficiënte stikstof benutting een vrij duurzame teelt als het gaat om de relatie landbouw en klimaat.
Het tweede scenario zou kunnen gaan om handhaving van het beschermde EU-suikerbeleid ten opzichte van de wereldmarkt als het gaat om de import van rietsuiker, maar intern wel de suikerquota afschaffen. Ook een dergelijke beweging zal leiden tot een vermindering van het rendement van de suikerbietenteelt. Door de afschaffing kunnen suikerfabrieken vrij contracten met telers afsluiten. Dergelijke contracten zullen al snel een afgeleide worden van de graanprijzen met alle gevolgen van dien. Er zal een verdere sanering van fabrieken plaatsvinden in de minder productieve gebieden. Fabrieken zullen proberen om zoveel mogelijk telers vlakbij de fabriek te zoeken, wat nu bij de teelt van suikerbieten voor de ethanolindustrie ook al een belangrijke rol speelt. Nederland is wel een productief gebied, maar wel met een intensief hakvruchtenbouwplan en suikerbietentelers met relatief grote afstanden naar de fabriek. Als het bietensaldo verder richting graansaldo zakt, zullen meer telers overwegen uit de suikerbieten teelt te stappen. Het is maar afwachten of er bij dergelijke lage saldo’s dan nog voldoende animo zal bestaan om suikerbieten te telen. In sommige regio’s met veel graan, zoals Frankrijk en Duitsland, wordt de suikerbietenteelt ook wel eens gezien als een vruchtwisselinggewas. Dan wordt er minder naar het rendement gekeken dan wanneer het zoals in Nederland moet concurreren met andere kapitaalintensieve gewassen. Tot slot zijn er niet alleen verliezers bij de Europese suikerbietentelers, maar ook bij de verwerkende industrie en bepaalde ontwikkelingslanden, die nu een voorkeursbehandeling genieten door middel van een importquota met een heffingsvrij tarief. Vooral de allerarmste landen (MOL-landen) hebben dan geen enkel voordeel meer van hun voorkeursrecht om heffingsvrij naar Europa te mogen exporteren.
Door het afschaffen van de suikerquota zal de interne EU-suikerprijs sterker gaan fluctueren en daar zullen ook handel en consument meer nadeel dan voordeel van hebben. Verder morrelen aan het Europese suikersysteem biedt dan ook geen enkel voordeel volgens de NAV.
NAV, 25 oktober 2010