Onlangs heeft het kabinet het 4e Actieprogramma aangeboden aan de Tweede Kamer en de Europese Commissie. Met de Europese Commissie heeft de Minister al een mondelinge overeenkomst op inhoud. Derogatie blijkt de heilige koe. En de akkerbouw is deels de klos. De NAV heeft oplossingen, maar de politiek moet natuurlijk wel willen.

Het was noodzakelijk voor het Nederlandse kabinet om met de Europese Commissie snel tot een akkoord te komen. Immers de Europese Commissie legt het derogatieverzoek van Nederland voor aan het Nitraatcomité. Een en ander moet voor 1 januari 2010 in nationale wetgeving zijn bekrachtigd. Deze tijdsdruk bovenop de veehouderijlobby om de derogatie in de huidige vorm te prolongeren, heeft in de onderhandelingen met Brussel zeker niet bijgedragen aan een voor alle sectoren bevredigend resultaat. Een rondje langs de achterban bevestigd dat het draagvlak voor de invulling zoals die thans is voorgelegd aan de Kamer, voor de plantaardige sectoren miniem is. De vraag is nu wat de Kamer doet. Buigt deze voor het pleidooi van de minister dat dit resultaat een goede basis is om in de toekomst de milieudoelen te realiseren met daaraan gekoppeld een grote kans voor voortzetting van de derogatie in de huidige vorm, of verzoekt de Kamer de minister om het rapport op inhoud te corrigeren en opnieuw met de Commissie te gaan onderhandelen. Eigenlijk heeft de Kamer geen keuze. Het programma is onevenwichtig, waarbij de melkveesector het langste strootje heeft en de rest het kaf. Willen we in Nederland plantaardige teelten op alle gronden behouden, dan moet optimale bemesting het uitgangspunt blijven.

Klei en veen
Voor klei- en veengronden valt, met dank aan de motie Koopmans-Kramer, de pijn mee. De normen worden niet verder aangescherpt en actualisatie wordt met ingang van 2010 duidelijker omschreven in wetteksten. Alleen voor kippenmest legt de minister de motie naast zich neer door de werkingscoëfficiënt voor najaarstoediening te verhogen, wat gelijk staat aan een generieke korting. Daarnaast wordt het voor veel bedrijven (nog) lastiger om de bodemvruchtbaarheid te borgen. De uitrijperiodes voor dierlijke mest (vloeibaar) worden vanaf 2012 ingekort naar 1 augustus, of met groenbemester naar 1 september. Dit betekent dat er meer in kortere tijd moet, of dat het accent nog meer verschuift naar het voorjaar. Helaas leert de praktijk en de omstandigheden van de laatste jaren ons, dat dit betekent dat er jaren zullen zijn dat er geen druppel mest in het najaar naar de akkerbouwgebieden kan, en dat akkerbouwers vaker naar de kunstmestzak zullen moeten grijpen om optimale gewasgroei te garanderen.

Zand en löss
Voor de zand- en lössgronden zijn de milieudoelen echter superieur gesteld aan de economische doelen. In het vierde Actieprogram van 2010 tot 2013 ‘valt het nog mee’ en wordt de sector middels innovaties aangespoord tot het halen van gelijke opbrengsten met minder mineralen. Ongeacht de uitkomst van de innovatieprogramma’s en de economische haalbaarheid op bedrijfsniveau, staat nu al vast dat de normen in het Vijfde Actieprogramma (vanaf 2014) fors aangescherpt zullen worden naar de wetenschappelijk berekende waarde van 50 mg nitraat in het grondwater. Met andere woorden: U krijgt een paar jaar de tijd om te bedenken hoe u het met een kwart minder stikstof toe kunt met gelijkblijvend saldo, ongeacht de uitkomsten uit de evaluaties. Bovendien staat niet vast of de zogenaamde innovatieve en best beschikbare technieken onder alle omstandigheden wel economisch haalbaar zijn.

Oplossingen
Voor de huidige invulling van het actieprogramma is er in de akkerbouw geen draagvlak. Het is omwille van bodemvruchtbaarheid niet duurzaam en het zet de sector economisch op een achterstand. Bovendien ontbreekt een prestatiebeloning om te innoveren. Ongeacht de uitkomst en de resultaten wordt er gekort. De meest rigoureuze opties om het tij te keren zijn al vaker aangedragen: dieper meten, of de 50 mg. in Europa ter discussie stellen. Vooralsnog groeit het verzet in Europa tegen de Brusselse regelzucht en de nationale invulling ervan. Echter het is nog niet zover dat de doelen van de Nitraatrichtlijn bijgesteld zullen worden.

Binnen het bestaande beleid is er volgens de NAV ook voldoende milieuwinst te bedenken. Bijvoorbeeld door de derogatie alleen van toepassing te laten zijn op het grasareaal (niet de 30% andere gewassen), een minder hoge derogatie, actualisatie binnen het rekenmodel van de Werkgroep Onderbouwing Gebruiksnormen op basis van de nieuwste CBS-opbrengstcijfers, een andere invulling van de gebruiksnorm (bijvoorbeeld minder dierlijke mest en meer bewerkte, verwerkte of kunstmest), etc. Of je nu linksom of rechtsom redeneert, de gewassen optimaal kunnen blijven bemesten staat bovenaan. De Kamer is aan zet. Kiezen we voor een gezonde duurzame en concurrerende plantaardige sector, of leggen we de lat zo hoog dat optimale teelt in veel gebieden onmogelijk wordt?

NAV, 6 april 2009