Afgelopen periode heeft het ministerie in het kader van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn gediscussieerd met diverse belangenorganisaties waaronder de NAV. Er zijn in totaal 91 voorstellen aangereikt in de categorieën Bodem, Gebruiksnormen, Gebruiksvoorschriften, Inrichtingsmaatregelen, Controle/handhaving/monitoring van derogatie, Wensen en samenhang creëren in het kader van de kaderrichtlijn water (KRW). De komende twee maanden kan nog specifieke onderbouwing worden aangereikt. Eind februari 2017 dient het concept gereed te zijn.

Het mestbeleid van de afgelopen 15 jaar was vooral gericht op een aanzienlijke reductie van de nitraat (N) en fosfaat (P) concentraties in het grondwater (N < 50 mg/l, P <7 mg/l). De gedane inspanningen hebben geleid tot het behalen van deze normen door diverse regio’s. Uitzonderingen hierop zijn het zuidelijk zandgebied en de regio löss die iets boven de normeringen scoren. Ondanks de verrichte inspanningen door de landbouw middels de uitvoering van een scala aan maatregelen en het toepassen van evenwichtsbemesting wordt niet voldaan aan de criteria van de KRW. De KRW richt zich naast grondwater ook op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Minder dan 50% van de waterlichamen voldoet aan de voor het oppervlaktewater gestelde norm voor N-concentratie (< 2,5 mg/l) en P-concentratie (0,25 mg/l). Het slechts gedeeltelijk voldoen aan de KRW-norm voor de chemische prioritaire stoffen en de ecologische toestand van het water heeft waarschijnlijk geresulteerd in het uitstellen van equivalente maatregelen door ´Brussel´. Voor het krijgen van derogatie (in welke vorm dan ook) wordt dit ook een belangrijk punt.

Andere bronnen

Naast de landbouw zijn ook andere bronnen (riooloverstorten, rioolwaterzuiveringsinstallaties, gemeentelijke bronnen, kwelwater en atmosferische depositie) belangrijk. Recente publicaties spreken van een bijdrage van meer dan 30 % aan de huidige gemeten N- en P-concentraties in het water. Ook voor deze bronnen dienen beheersingsprogramma’s opgesteld en versneld uitgevoerd te worden opdat een evenwichtige reductie van bijdrage van álle bronnen tot stand komt.

De ingezette maatregelen van voorgaande nitraatprogramma’s hebben geresulteerd in een aanzienlijke afname van de direct voor de plant beschikbare fosfaat (wortelzone). Dit is een alarmerend resultaat wat een goede groei van de planten in de gevarenzone brengt en dus ook een duurzame landbouw niet bevordert. De NAV pleit voor het verhogen van de fosfaatnorm van Pw 35 naar Pw 45. Tevens dient de fosfaatvrije voet van o.a. mest, compost en agro-industriële restproducten te worden verhoogd. Middels deze voorgestelde maatregelen kan ook het effectieve organische stofgehalte van de bodem worden verhoogd waardoor een goede buffering van nutriënten kan worden verkregen maar ook een ideale CO2 buffering in het kader van de klimaatdoelstellingen.

Modellen

De nitraatprogramma’s worden gemonitord, onderbouwd en ondersteund middels metingen en modelleringen. In Nederland staan er twee meetnetwerken en circa acht modellen ter beschikking. Voorspellen van de impact van de door de nitraatprogramma’s genomen maatregelen wordt gemodelleerd: door model WOG/WOD naar gebruiksnomen, door Mambo naar meststromen, door Stone naar emissie naar het oppervlakte- en grondwater. De modellen gebruiken veel parameters waarbij de uitkomsten van het ene model inputgegevens voor het andere model zijn. Er ontstaat nu een grote variatie aan uitkomsten met veel onzekerheden, kortom ´er kan van alles worden voorgetoverd´. In 2013/2014 is middels het Stonemodel de impact van het 5e nitraat programma gemodelleerd voor 2027 (einde KRW). De N- en P-concentratie zullen slechts met enkele procenten afnemen. Een opmerkelijk modelresultaat daar juist N- en P-normen aangescherpt zijn in dit programma. Daarnaast is op basis van deze nitraatrichtlijn voor de akkerbouw meer runderdrijfmest gebruikt wat kan resulteren in een grotere emissie van N. De vraag rijst dan ook of er middels de modelleringen aan de verkeerde ´knoppen´ is gedraaid. De modellen geven ook nog tegenstrijdige resultaten, hiervoor is in het verleden een harmonisatiewerkgroep opgericht die een scala aan verbeterpunten heeft aangereikt. Echter tot op heden is slechts een gedeelte van de aanbevelingen geïmplementeerd.

Door juist modellen te beschouwen als een soort navigatiesysteem waarmee een juiste route van A naar B kan worden uitgestippeld moet de landbouw er wel op kunnen vertrouwen dat we over het water rijden en er niet inrijden, met alle gevolgen van dien. De NAV pleit dan ook sterk voor meer discussie over de gebruikte modellen. Feiten en niet modellen moeten leidend zijn!