De vervuiler betaalt, maar is dit alleen de landbouw/akkerbouw???
De afgelopen periode is er overleg geweest over de invulling van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (N-programma) met o.a. het Ministerie van Economische Zaken (EZ), LTO, NMV, NVV, Unie van Waterschappen en Vewin. Er is door EZ een concept N-programma opgesteld. Op 8 mei j.l. heeft er bestuurlijk overleg met staatssecretaris Van Dam plaatsgevonden waar ook Geert Dubben en Teun de Jong van de NAV aan hebben deelgenomen. Tijdens dit overleg is nader ingegaan op: 1. waar wil Nederland door de Europese Commissie op afgerekend worden; 2. wil men bescherming grondwater bereiken middels dwingende of vrijwillige maatregelen; 3. worden strengere regels voor de landbouw gebruikt om ruimte te geven voor versoepeling elders en 4. wordt maatwerk regionaal en/of bedrijfsspecifiek. De eutrofiëring (verrijking met mineralen) van het oppervlaktewater is een belangrijk aandachtspunt voor het 6e N-programma. Vanuit de NAV is tijdens dit overleg wederom gesteld dat de landbouw/akkerbouw onevenredig zwaar wordt belast in het kader van met name de P-emissiereductie voor het oppervlaktewater. De bijdragen van andere bronnen zijn te veel gebaseerd op modelleringen en niet op goede metingen. Het kan niet zo zijn dat voor de landbouw de hoge fosfaatgebruiksnormen worden aangescherpt als de belasting van het oppervlaktewater onterecht aan de land- en tuinbouw wordt toegeschreven. De NAV vindt het dan ook vreemd dat de analyse van de bijdrage van andere bronnen gedurende de periode 2017-2019 (regionaal en daarna landelijk) wordt uitgevoerd en daarnà pas actieprogramma’s worden gestart voor de diverse andere bronnen. De kosten voor aanpassingen binnen de andere bronemissies kunnen wel eens zodanig hoog zijn dat ze dus niet uitvoerbaar worden geacht. Met deze werkwijze wordt de komende jaren de oplossing/rekening geheel bij de landbouw/akkerbouw neergelegd en de NAV betreurt deze werkwijze ten zeerste. Alle belanghebbenden deelden de conclusie dat er nog geen overeenstemming is over de te nemen maatregelen. EZ heeft ondertussen overleg gevoerd met de Europese Commissie over welke zaken nu echt belangrijk zijn. Binnenkort wordt een (niet openbare) Technische Briefing gehouden met de Tweede Kamercommissie. De NAV heeft middels een openbare brief aan de staatssecretaris nogmaals haar standpunten t.a.v. de invulling van het 6e N-programma kenbaar gemaakt (zie www.nav.nl). Het Tweede Kamerdebat over de kwestie is tot nader order uitgesteld.
PBL-rapport
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft recent het syntheserapport ‘Evaluatie Mestststoffenwet 2016’ gepubliceerd. Een belangrijke conclusie van het rapport is dat de oplossing van het vermestingsprobleem van het oppervlaktewater nog lang niet in zicht is. Met name de conclusie dat de huidige Meststoffenwet de eutrofiëring in 2027 nauwelijks vermindert, is opmerkelijk gezien alle inspanningen van de landbouw in deze. Het PBL stelt dat de landbouwopgave voor de regionale wateren een emissiereductie van 20% N en 40% P behelst de komende jaren. Hierbij dient echter wel het rapport en zijn referenties door de goede bril te worden bekeken. De bevindingen van het PBL-rapport zijn gebaseerd op onderzoek van de WUR, waarbij met modellen voor een tweetal varianten de impact is doorgerekend voor de verwachte oppervlaktewaterkwaliteit in 2027:
Variant 1: Alleen de bronnen ‘bemesting’ en ‘overige agrarische bronnen’ worden aan de landbouw toegeschreven.
Variant 2: Naast de bronnen ‘bemesting’ en ‘overige agrarische bronnen’ worden ook de bronnen ‘nalevering bodem niet aan bemesting gerelateerd’ en ‘atmosferische depositie’ aan de landbouw toegeschreven.
Bij variant 2 worden de bronnen bemesting, nalevering bodem en andere bronnen zoals RWZI’s, riool overstorten, waterbodems, industriële lozingen, waterinlaat, erfafspoeling, mee-mesten van sloten, met elkaar verantwoordelijk gesteld voor het bereiken van de gestelde KRW-doelen. Het PBL heeft variant 2 gerapporteerd. Wanneer men echter uitgaat van variant 1, dan is de N- en P-belasting vanuit de landbouw beduidend minder (40-50%). Metingen sinds 2000 bij Wetterskip Fryslân laten zien dat de in de landbouw doorgevoerde reductie van N- en P-gebruik (35%) niet heeft geleid tot verlaging van de N- en P-concentratie in het oppervlaktewater. Dit bewijst dat de landbouw dus niet in haar eentje de doelstellingen van het PBL kan realiseren, de oorzaken liggen kennelijk elders. De rekening wordt wel heel eenzijdig bij de landbouw neergelegd, zodat ook de boerensloten voldoen aan de eutrofiëringseisen. Daarbij wordt o.a. gekeken naar de visstand. Tevens heerst de vraag waarom er in natuurgebieden veel hogere normen worden aangehouden dan in agrarisch gebied.
Landbouw in gevaar
De Europese Commissie heeft in het verleden gesteld dat economie en ecologie in balans moeten zijn. Deze stellingname is niet overgenomen door de Nederlandse overheid, die de landbouw vooral ziet als de grootste mineralen-vervuiler en niet op haar economische waarde schat. De landbouw wordt door de huidige keuzes van de overheid onevenredig zwaar belast en daarmee wordt de toekomst van de landbouw op het spel gezet. Andere bronnen daarentegen worden juist ontzien. En dat kunnen wij als NAV natuurlijk niet laten gebeuren!