Watervoorziening in de landbouw
Voor het grootste gedeelte van Nederland vormde 2020 het derde droge jaar op rij, in het zuiden zelfs het vierde. De verschillen tussen de jaren zijn echter groot; zo was in 2018 het voorjaar tot en met april nat, terwijl na de weersomslag rond 15 maart 2020 het tijdvak tot aan juli zelfs het droogst gemeten voorjaar was sinds 1901! In Nederland hanteren we een systeem waarbij het watergebruik beheerd wordt door het Rijk. De belangrijkste bron van zoetwateraanvoer is de Rijn, waarbij de aanvoer het afgelopen jaar varieerde van ruim boven de 2000 m3/s bij Lobith tot 1000 m3/s in de eerste dagen van september. De verdeling van het water gebeurt volgens de verdringingstabel, waarbij veiligheid, drinkwatervoorziening en bestrijding van verzilting de prioriteit hebben.
In voorjaar 2020 zijn de waterschappen op de hoge zandgronden al begonnen met het bufferen van oppervlaktewater en onttrekkingsverboden voor de landbouw. Tevens is vanaf die tijd het waterpeil in de bekkens Marker- en IJsselmeer verhoogd naar – 15 cm NAP. Op grond van deze watervoorraad hebben de waterschappen rondom het IJsselmeer altijd voldoende water kunnen inlaten voor handhaven van de minimum peilen voor scheepvaart, drinkwatergebruik en de landbouw. Opvallend is dat deze watervraag maximaal maar ongeveer 200 m3/s bedraagt en dat de rest van de aanvoer uit de Rijn gebruikt wordt voor de scheepvaart verder stroomafwaarts en de verdringing van het zoute water dat binnenkomt via de Rotterdamse haven. Veel zoetwater verdwijnt onbelemmerd in zee. De NAV vindt dat er wat gedaan moet worden aan deze onbelemmerde afvoer van zoet water via het ‘gat van Rotterdam’.