Haalt de akkerbouw de klimaatdoelstellingen?
Het is al weer acht jaar geleden dat in Parijs het wereldwijde klimaatakkoord werd afgesloten, met als doel de opwarming van de aarde tot 2 graden en nog liever 1,5 graad, te beperken. Dit akkoord werd door veruit de meeste landen ondertekend.
De in Parijs gemaakte afspraken moesten daarna per land verder worden uitgewerkt. In Nederland is dat in 2018 gebeurd met Klimaattafels en reductiedoelstellingen per sector om tot de totale Nederlandse doelstelling van 48,7 megaton reductie te komen (zie Fig. 1). De afspraken aan de verschillende klimaattafels kwamen bij elkaar aan de hoofdtafel onder leiding van Ed Nijpels. De NAV heeft meegedaan aan de voorbereidende gesprekken voor de Tafel Landbouw en Landgebruik. Uiteindelijk is in 2019 het Klimaatakkoord van Nederland gesloten.
Fig. 1. Overzicht doelstellingen BKG-emissie reductie
Uitwerking afspraken in Klimaatakkoord
Er zijn verschillende broeikasgassen, de bekendste is kooldioxide (CO2). Voor de landbouw zijn naast kooldioxide ook nog methaan (CH4) en lachgas (N2O) van belang. De impact van de andere gassen wordt teruggerekend naar zogenaamde ‘CO2 equivalenten’. De impact van methaan is 24 keer die van CO2 en die van lachgas bijna 300 keer.
Ook de akkerbouw moet aan de slag om de afspraken in het Klimaatakkoord om te zetten in maatregelen op het individuele bedrijf. Uiteindelijk moet de totale uitstoot van broeikasgassen in 2030 zo’n 50% minder zijn dan in 1990 (referentiejaar).
De NAV heeft in 2018 en 2019 veel aandacht besteed aan de mogelijkheden van de Cool Farm Tool (CFT). De CFT is een hulpmiddel voor akkerbouwers om inzicht te krijgen in broeikasgasemissies die met telen van gewassen samenhangen. Door het invoeren in het programma van de teeltmaatregelen, zoals grondbewerking, bemesting en gewasbescherming, wordt de totale emissie van een gewas per ha en per ton product berekend. Het grote voordeel van de CFT is dat het programma een verandering in de bedrijfsvoering, zoals een andere grondbewerking of bemesting, meteen doorberekent. Zo kun je als akkerbouwer snel zien aan welke knoppen je in je bedrijf kunt draaien om de broeikasgas (BKG)-emissies te verminderen. Uit berekeningen van de NAV in 2018 (Uitkomsten CFT met verschillende teeltmaatregelen voor verschillende gewassen) blijken de beste mogelijkheden voor een akkerbouwer: 1. na het hoofdgewas een groenbemester/vanggewas telen en de grond zo lang mogelijk bedekt houden; 2. minder intensieve grondbewerking; 3. het telen van een plantaardig eiwitgewas, omdat die zeer efficiënt zijn met stikstof; 4. bouwplanverruiming, dus gewassen met een hoge CO2-emissie vervangen door gewassen met minder emissie.
Nulmeting
In principe hebben alle sectoren, dus ook de akkerbouw, de opdracht om de emissies per 2030 met ongeveer 50% verminderd te hebben t.o.v. 1990. Om te weten waar we nu staan, moeten we wel weten wat de situatie in 1990 was. Tot nog toe hebben we voor de akkerbouw hier geen enkel zicht op en omdat 2030 al behoorlijk dichtbij komt heeft de Werkgroep Klimaat van de NAV een poging gedaan om zicht te krijgen op de situatie in 1990 en die in 2020.
Hiervoor hebben we een beeld geschetst van de gemiddelde bedrijfsvoering in 1990, wat bijvoorbeeld betreft de bemesting, groenbemesters, stro afvoeren of hakselen, grondbewerking en opbrengsten. Dit hebben we ook gedaan voor de situatie in 2020. Samenvattend hebben we in die 30 jaar iets scherper bemest, vooral met stikstof en fosfaat, ook vanwege de regelgeving. We gebruiken in 2020 meer dierlijke mest en groenbemesters, we kiezen vaker voor stro hakselen en inwerken i.p.v. afvoeren, er vindt vaker een minder intensieve grondbewerking plaats en voor sommige gewassen hebben we hogere opbrengsten (vooral suikerbieten). Daarnaast hebben we gekeken naar de gewasarealen in 1990 en 2020 (zie Tabel 1). De arealen laten zien dat het percentage granen en aardappelen niet erg is veranderd. Het aandeel suikerbieten is in 2020 wel veel lager dan in 1990. Voor uien geldt precies het omgekeerde.
Tabel 1. Arealen per gewasgroep in 1990 en 2020.
Ha in 1990 | % in 1990 | Ha in 2020 | % in 2020 | |
Granen | 189.265 | 38.3 | 166.268 | 36.6 |
Aardappelen | 171.026 | 34.6 | 163.058 | 35.9 |
Suikerbieten | 114.509 | 23.1 | 81.744 | 18.0 |
Uien | 10.865 | 2.2 | 33.205 | 7.3 |
Overig | 8.114 | 1.6 | 9.994 | 2.2 |
Totaal | 493.779 | 454.269 |
Berekeningen met de Cool Farm Tool
De CFT is een wereldwijd toegepaste tool die is ontwikkeld door de Universiteit van Aberdeen en mede beheerd wordt door een groot aantal partners in de Cool Farm Alliance. Ieder jaar worden de nieuwste wetenschappelijke inzichten in de tool ingebouwd. Met de huidige versie van november 2023 hebben we gewassen met de bedrijfsvoering van 1990 en 2020 doorgerekend (zie Tabel 2).
Fig. 2. Emissie per ha (A) en per kg product (B) in 1990 en 2020.
Voor de meeste gewassen is de emissie per ha wel iets afgenomen en door de meestal wat hogere opbrengst is dit met de emissie per ton product zeker het geval. Door de sterk gestegen opbrengsten van suikerbieten zijn hier de verschillen het grootst. Bij de granen lijkt er iets tegenstrijdigs aan de hand. Hier is de emissie per ha, maar ook de emissie per ton product gestegen. In 2020 wordt er minder N-kunstmest gebruikt, meer dierlijke mest toegepast en vaker een groenbemester ingezet. Het grootste verschil is dat er ook meer stro op het land achterblijft en bij de vertering van gewasresten kan lachgas vrijkomen. De impact van lachgas is bijna 300 maal die van CO2, daarom kan terwijl er door het stro meer CO2 wordt vastgelegd, het saldo negatief worden doordat er een paar kilo lachgas vrijkomt. Het stro op het land achterlaten en inwerken is dus goed voor het organische stofgehalte en daarmee voor de bodemgezondheid, bodemleven en weerbaarheid van de grond tegen klimaatverandering, maar door de toegenomen emissie is het slecht voor de klimaatverandering zelf!
Daarnaast hebben we nog een indruk proberen te krijgen van een gemiddelde emissie per ha akkerbouw en per ton product in 1990 en 2020. Hiervoor hebben we het aandeel dat een gewas uitmaakt van het totaal (bijvoorbeeld het aandeel granen in 1990 is 38%) te vermenigvuldigen met de emissie per ha en per ton van het betreffende gewas (voor granen was dat in 1990 resp. 2196 en 275). Als we de uitkomsten per gewas voor granen, suikerbieten, uien en aardappelen optellen komen we tot het onderstaande staatje van de gemiddelde emissies:
1990 | 2020 | |
Gemiddelde emissie per ha | 3537 | 3514 |
Gemiddelde emissie per ton | 161 | 147 |
Hier is voor de aardappelen de emissie van consumptieaardappelen gebruikt en voor granen die van wintertarwe. De conclusie is dat de emissies in 2020 wel iets zijn gedaald t.o.v. 1990, maar dat we nog ver van de in het Klimaatakkoord afgesproken 50% emissiereductie zitten. Hierbij moet opgemerkt worden dat het hier niet om de exacte getallen gaat, omdat die sterk afhankelijk zijn van de keuzes die in de bedrijfsvoering zijn gemaakt. De uitkomsten zeggen wel iets over de trend van de emissies. Met deze berekeningen hebben we een indruk proberen te geven van de uitgangssituatie in 1990 en daarmee hebben we nu dus een nulmeting.
Conclusies
- We zien wel met bovenstaande exercitie dat het voor de akkerbouwer lastig is om enerzijds aan klimaatdoelstellingen te voldoen om de klimaatverandering te beperken en anderzijds maatregelen te nemen die het bedrijf en de bodem zo goed mogelijk aan de optredende klimaatverandering kunnen aanpassen. Een maatregel die het organisch stofgehalte van de bodem verhoogt, kan juist voor de BKG emissies slechter uitvallen. Aan de ene kant wordt er wel CO2 vastgelegd, maar kunnen uiteindelijk via lachgasvorming meer CO2-equivalenten verloren gaan.
- Het beperken/voorkómen van de vorming van lachgas bij de vertering van plantenresten en dierlijke mest in de bodem, is voor de akkerbouw cruciaal. De bedrijfsvoering en de veredeling moeten sterk op N-efficiëntie worden gericht.
- Het zo veel mogelijk inzetten van het meest optimale vanggewasmengsel en het zo lang mogelijk bedekt houden van de bodem lijkt een goede combinatie van maatregelen die de emissie beperken en de bodem zo goed mogelijk weerbaar maken tegen klimaatverandering.
- Eén van de meest effectieve maatregelen om de BKG emissies te beperken lijkt toch verschuivingen in het bouwplan, bijv. wintertarwe vervangen door zomergerst of een plantaardig eiwitgewas. En meer in het algemeen gewassen met een hoge emissie vervangen door gewassen met minder emissie. Dit zijn voor de akkerbouwer meteen ook de duurste maatregelen, wat saldoverlies betreft.
- We zien dat voor een aantal gewassen door efficiënter te telen de emissies per ton product meer zijn gedaald dan de emissies per ha. De akkerbouw wordt aangesproken op landgebruik, dus de emissies per ha. In de keten wordt gekeken naar de emissies per kg product. De voordelen van het efficiënter telen komen dus niet de akkerbouwer ten goede, maar verdwijnen in de keten.
De maatregel die vanuit het beleid van LNV bekend is geworden dat de landbouw 0.9 Mton extra aan CO2 in de bodem moet vastleggen, is voor de NAV lastig te plaatsen in de afspraken die tot nog toe over het Klimaatakkoord zijn gemaakt. Dit zal bedoeld zijn als klimaatmaatregel, maar in het licht van bovenstaande kunnen we zeggen dat een dergelijke maategel wel goed is om de bodem weerbaar te maken tegen klimaatverandering, maar of de maatregel ook de klimaatverandering beperkt is maar zeer de vraag. De WUR komt tot de conclusie dat voor akkerbouwers groenbemesters telen en bouwplanverruiming de beste mogelijkheden bieden om koolstof vast te leggen. Als de extra CO2-opslag samengaat met extra lachgasemissies, kan volgens ons het saldo ook wel eens negatief uitpakken.
Voornaamste conclusie en aanbeveling
De hier gepresenteerde getallen zijn een poging van de NAV om tot meer duidelijkheid te komen over de nulmeting en de vorderingen. Uiteraard is hier discussie over mogelijk, dan horen wij dat graag.
Voor de akkerbouw wordt het erg lastig om aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord te voldoen en de bodem weerbaar te maken tegen klimaatverandering. De bodem voeden gaat gepaard met verliezen. We zullen, naast zo efficiënt mogelijk omgaan met stikstof, vat moeten krijgen op de lachgasemissies om vorderingen te kunnen maken in de klimaatdoelstellingen. De meest effectieve maatregel tegen klimaatverandering is verschuivingen in het bouwplan. Dit is voor de akkerbouwer een veel te dure maategel om zelf te kunnen doen. Daar zal de samenleving een forse bijdrage aan moeten leveren, waarbij ook de impact op de voedselproductie betrokken zal moeten worden.