Krachtenbundeling werkt goed in pootgoedsector
In gesprek met Minne Lettinga, lid van de pootgoedcommissie van de NAV, pootgoedteler in Dongjum (Fr.) over de vraag: Hoe kijkt een pootgoedteler aan tegen krachtenbundeling van consumptietelers?
Wat is het verschil tussen pootgoedtelers en consumptietelers?
Het heeft alles te maken met marktpositie. Pootgoedtelers hebben grotendeels hun afzet ondergebracht bij de handelshuizen. ‘Poters geplant in koopmans hand’, er gaat niks de grond in waar geen bestemming voor is. Ruim 80% van de pootgoedteelt is gereguleerd. De poolcommissies van de handelshuizen kijken jaarlijks voor welke rassen en hoeveelheden er markt is. Eerst wordt de markt gepland en dan worden er pas aardappelen geteeld. Het aanbod is afgestemd op de vraag en daardoor is de prijsvorming goed.
Bij consumptie worden teveel aardappelen geteeld waarvoor nog geen afnemer is. Het aanbod is 8 van de 10 jaar groter dan de vraag, dus de prijsvorming is slecht. Bovendien blijken consumptietelers bereid contracten af te sluiten beneden de kostprijs en marge, waardoor ze voor een zeker deel van de oogst al weten dat ze niks verdienen.
Die marktpositie, is die altijd zo geweest in de pootgoedsector?
Nee, zeker niet. Wij hebben in het verleden te maken gehad met hele slechte prijzen in het pootgoed. Het aanbod was te groot. Toen is de STOPA in het leven geroepen. We teelden aardappelen nog steeds zoveel we wilden, en als de markt het aanbod niet aankon werden er aardappelen uit de markt genomen. Daar betaalden we als telers achteraf een heffing per hectare over.
Dus hadden jullie een instrument om de markt te beinvloeden?
Het werkte wel, de prijs steeg als er aardappelen uit de markt werden genomen. Maar het leverde je per saldo niks op. De aardappelen die niet de STOPA in hoefden brachten meer op, maar voor de anderen kreeg je nog een heffing achteraf. Dus samen verdiende je nog niks. En je had eerst al je kosten al gemaakt. En het gevolg was dat iedereen teveel bleef telen.
Wat is er toen gebeurd?
We hebben als sector besloten de STOPA op te heffen. We trokken de conclusie dat je beter minder pootgoed kon telen dan eerst al je kosten maken en dan naderhand, met kosten, diezelfde aardappelen weer uit de markt te halen. De ontwikkeling van monopolierassen heeft ons ook geholpen. Daardoor kon de teelt gereguleerd worden, op wat vrije rassen na. De periode van overaanbod is achter de rug, Er is een gezond evenwicht. De pootgoedteelt is rendabel, er is weer geïnvesteerd.
Een zorgeloze toekomst tegemoet?
Dat niet, er zijn flinke problemen met bacterieziek. Er is schaarste aan gezonde grond. Het areaal zal nog verder teruglopen. Een ruimer bouwplan zal noodzaak worden, zeker als in 2010 de AM-eisen worden aangescherpt. De teelt is ook steeds gespecialiseerder geworden, dus telers die het niet helemaal in de vingers hebben, zijn genoodzaakt af te haken.
Welke conclusie kun je uit de pootgoedgeschiedenis trekken voor de consumptieteelt?
Persoonlijk vind ik de krachtenbundeling zoals bij de chipsindustrie van FritoLay een mooi voorbeeld. Hierin werken alle partijen in de keten samen, tot tevredenheid van al die partijen. De industrie bepaalt de behoefte aan pootgoed, de consumptietelers kunnen beschikken over de goede rassen en telen de benodigde hoeveelheid chipsaardappelen en de fabriek heeft voldoende en kwalitatief goede grondstof voor zijn eindproduct. Alle spelers verdienen hun kostprijs plus marge en iedereen is tevreden. Dit zou je met de fritesaardappelen ook moeten kunnen doen.
Heb je tips en trucs voor de consumptietelers om dit te bereiken?
Teken nooit een contract onder de kostprijs. En je zult moeten beginnen met het afstemmen van het aanbod op de vraag. Zolang er een overaanbod is, is de inkoper aan het zoeken waar de grondstof met de laagste prijs te koop is. In de onderhandeling met hun afnemers, heeft degene die de goedkoopste grondstof heeft, de beste onderhandelingspositie.
Als je je bundelt in handelshuizen heb je een betere onderhandelingspositie. Als de fritesindustrie vervolgens bereid zou zijn samen te werken en de behoefte aan product kenbaar maakt, kun je je aanbod afstemmen op de behoefte. Als de prijs in het hele gebied ongeveer hetzelfde is, hoeft de industrie zich geen zorgen te maken over zijn onderhandelingsruimte. Zorg wel dat je jezelf niet uit de markt prijst, want dan komen de schepen met diepgevroren frites uit Amerika.
Wat betekent dit voor pootgoedtelers?
We moeten als aardappeltelers elkaars kracht versterken en ons niet uit laten spelen. De pootgoedteler loopt ook grote risico’s en moet zijn kosten plus marge betaald krijgen. Het is jammer dat de industrie nog een extra marge op het pootgoed zet van 10%. Maar als de consumptieteler van de industrie een kostprijs plus marge betaald krijgt voor zijn fritesaardappelen, maakt hem dat niet uit. Dan is alles betaald en is iedereen tevreden.
Minne Lettinga is 55 jaar en boert op 140 hectare (waarvan ca. 15 ha. gehuurd pootgoedland) in de omgeving van Dongjum (Fr.)
Bouwplan: 20 ha wintertarwe, 15 ha suikerbieten, 30 ha graszaad, 25 ha zomergerst en 50 ha pootgoed
Pootgoed: 15 rassen voor 5 handelshuizen (‘een uit de hand gelopen hobby’)
NAV, 10 januari 2009